Dossier Eerste Generatiestudenten – Inge Kleefman

Inge Kleefman

‘Na het behalen van mijn havodiploma besloot ik journalistiek te studeren, in de hoop dat ik via die weg artikelen over geschiedenis zou mogen schrijven. Vwo was, vanwege mijn moeite met bètavakken, geen mogelijkheid geweest, dus dit leek mij de beste optie om in ieder geval íets met geschiedenis te kunnen doen. Ik had toen nog geen idee dat je met een hbo-propedeuse alsnog naar de universiteit kon gaan. Toen een klasgenoot mij hierop wees, heb ik deze kans met beide handen aangegrepen.

Toen ik mij aanmeldde voor de bachelor Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam werd mij gevraagd naar het opleidingsniveau van mijn ouders. Ik vulde in dat zij allebei een mbo-diploma hadden behaald. Direct verscheen er een waarschuwing in beeld: hierdoor zou ik mogelijk meer moeite krijgen met mijn studie. Mijn ouders waren hier in eerste instantie verontwaardigd over, maar al snel groeide dit uit tot een terugkerende grap binnen ons gezin. Wanneer ik een bepaald woord gebruikte of refereerde aan een gebruik binnen de universiteit, zeiden mijn ouders al snel: ‘wij zijn maar mbo-ouders!’

Mijn eerste weken voelden onwennig. De historische Oudemanhuispoort, het ‘UvA’-logo op spreektafels in de collegezalen… het kostte mij moeite om hierdoor niet geïntimideerd te raken. Mijn eerste essay haalde ik niet. Onze docent had besproken dat we moesten ‘inspringen met tab’, ‘anderhalve meter regelafstand’ moesten hanteren en zouden werken met ‘De Buck-stijl’. Ik snapte niet goed wat hij bedoelde, maar omdat de rest van de groep instemmend had geknikt, durfde ik hier niets over te vragen. Toen ik mijn essay terugkreeg had ik een flinke onvoldoende. Mijn studiegenoten hadden het vak wel gehaald, al bleek achteraf dat zij hulp hadden gehad van ouders, broers en zussen. Ik probeerde met de docent een gesprek aan te gaan zodat ik mijn fouten kon verbeteren, maar hij leek geïrriteerd dat ik zoiets simpels niet had begrepen. Wanhopig stuurde ik een bericht in een online forum waar ik lid van was, in de hoop dat iemand daar mij misschien kon helpen. Toevallig bleek een Finse, oud-UvA studente hier ook actief te zijn. Door haar hulp wist ik mijn eerste vak alsnog te halen.

Ondanks dat ik mijn de vakken daarna met goede cijfers afrondde, kwamen er meer momenten voor waarbij ik betwijfelde of ik capabel genoeg was voor de universiteit. Ik wist bijvoorbeeld niet hoe ik dingen moest opzoeken in de universiteitsbibliotheek, of wat het verschil was tussen een studievereniging en een studentenvereniging. Omdat deze dingen voor de rest van de groep vanzelfsprekend waren, werden deze niet uitgelegd. Maar juist deze vanzelfsprekendheid zorgde ervoor dat ik hier geen vragen over durfde te stellen. Misschien dat ik mij mede hierdoor volledig stortte op mijn studie. Als medestudenten zich niet goed hadden voorbereid voor een opkomend tentamen, omdat ze liever uitgingen of bij voorbaat al voor een herkansing zouden gaan, dan kon ik mij hier niets bij voorstellen. Mijn studie stond altijd voorop.

Ik zag mijzelf niet als een eerste generatiestudent, omdat ik lange tijd dacht dat andere studenten alles óók zo ervoeren. Als er evenementen waren georganiseerd voor deze groep, dan was ik hier dus niet op afgekomen. Ik had veel liever gezien dat docenten een open houding aannamen als iemand met vragen kwam over ‘vanzelfsprekende’ dingen. Daarnaast had een online database met academische termen of basisvaardigheden mij kunnen helpen. Ik had nog niet eerder een wetenschappelijk artikel gelezen en was niet bekend met de structuur ervan. Als ik hier voorafgaand aan mijn studie al mee in aanraking was gekomen, dan had ik in ieder geval begrepen hoe een artikel eruit hoort te zien.

Ondanks alles denk ik dat mijn achtergrond mij uiteindelijk heeft geholpen tijdens mijn studie. Ik kreeg vaak te horen dat ik academisch, maar toegankelijk schreef. Ik heb nooit geprobeerd om ‘elitair’ taalgebruik in te zetten. Ik wilde dat geschiedenis toegankelijk zou zijn. Daarnaast denk ik dat de onderlinge verschillen bij een vak als geschiedenis makkelijker te overbruggen zijn. Vrijwel iedereen deed deze studie omdat er een oprechte interesse in het vakgebied achter schuilging. Er werd onderling vaak gegrapt over het ‘goede baanperspectief’ en ‘geweldige salaris’ dat ons te wachten stond, omdat wij onze studie niet op deze basis hadden gekozen. Zelfs tijdens momenten waarin ik mij een buitenstaander voelde, wist de passie voor het verleden ons te verbinden. Ten slotte ben ik altijd heel dankbaar geweest dat ik mijn bachelor en master heb mogen volgen. Mijn opa wilde dolgraag geschiedenis studeren, maar moest verplicht aan het werk in het bedrijf van zijn vader. Hij heeft nog geprobeerd om deze opleiding naast zijn werk te volgen, maar die combinatie was gewoonweg te veel. Dat ik nu wel geschiedenis heb mogen studeren is zeker niet iets wat ik als vanzelfsprekend beschouw.’

Opmerkingen

© KNHG 2024 Website: Code Clear