Wie is de baas over het verleden?

Historici (wetenschappers, archivarissen, geschiedenisdocenten) hanteren in hun onderzoek naar het verleden impliciete waarden. Promovendi Tim Riswick en Laurien Zurhake willen, in samenwerking met het KNHG, deze waarden expliciet problematiseren.  Zij organiseren een  driedelige debatreeks ‘Criteria van waarde in de geschiedbeoefening’ waarin dat brede onderwerp wordt besproken  aan de hand van drie thema’s: archieven- en bewaarplaatsen, erfgoed en publieksgeschiedenis. De laatste bijeenkomst in deze reeks vond 17 juni plaats in debat- en filmcentrum LUX in Nijmegen, onder de titel ‘Publieksgeschiedenis, geschiedcommunicatie en intermedialiteit’. Organisatoren Tim Riswick en Laurien Zurhake daagden de aanwezigen uit: hebben historici een verantwoordelijkheid in hoe het verleden aan (maar zeker ook door) het grote publiek wordt gepresenteerd?

Professional vs. amateur
Utrechtse historicus Hendrik Henrichs laat zien dat er niet altijd wederzijds begrip is voor de vragen die historici en het publiek aan het verleden stellen. De historicus heeft een plicht het leven van mensen uit het verleden getrouw te beschrijven, maar ook om het hedendaagse publiek een eerlijke presentatie te geven van een voor hen relevant verleden. In de ideale participatory historical culture neemt de historicus de rol van raadgever van de leek aan om hieraan te voldoen. De webpagina ‘Relationships with academic editors’ op Wikipedia geeft helaas blijk van een allesbehalve soepele band tussen de academie en de lekenwereld. Henrichs roept historici desondanks op om via Wikipedia hun expertise te delen.

Het werk van bijzonder hoogleraar Publieksgeschiedenis Dolly Verhoeven bewijst dat de samenwerking tussen professionele historici en amateurs tastbare toegevoegde waarde heeft voor de geschiedbeoefening. De vraaggerichtheid van professionele historici voegt waarde toe aan publieksgeschiedenis. Verhalen over het verleden krijgen zo meer betekenis. Publiekshistorici kunnen op hun beurt historici nog het een en ander bijbrengen op het vinden van een balans tussen boodschap, publiek en vorm. Hoe vaak spreken historici in een feesttent voor 500 mensen die hun lokale geschiedenis vieren? Historici moeten er wel rekening mee houden dat het opleggen van een wetenschappelijke invalshoek aan een publieksinitiatief geen vruchten afwerpt. In ruil voor het grote publiek lever je als historicus in aan diepgang en mogelijkheid tot debat bij een publieksproduct.

Organisatoren Laurien Zurhake en Tim Riswick

Engelen verzet zich tegen de door Henrichs en Verhoeven aanbevolen bescheidenheid en terughoudendheid ten behoeve van de leek. De opleiding Geschiedenis is toch bedoeld om studenten op te leiden zodat zij juist meer te bieden hebben dan de gemiddelde amateur? Waarom zou je dit onderscheid willen uitwissen op het moment dat beiden elkaar ontmoeten? De zaal en de virtuele wereld struikelen over dit scherpe onderscheid tussen leken en professionele historici. Betreden historici die uit de ivoren toren treden een dark side waarin zij andere dilemma’s tegenkomen dan hun collega’s aan universiteiten?

De overige uitkomsten van het debat zijn toch vooral positief. Ten eerste kunnen historici in hun onderzoek wel degelijk gebruik maken van de uitgebreide detailkennis van de amateurs. Ten tweede doen historici er goed aan actief samenwerking met amateurs op te zoeken zodat ze ook zeggenschap hebben over de agenda. Ten slotte is het raadzaam het grote publiek niet te onderschatten in wat zij willen en kunnen weten.

Veeleisend publiek?
Terugkerend dilemma bleef de opstelling van een historicus wanneer leken met levende herinneringen of emotionele binding bevindingen in twijfel trekken. De ervaring leert soms dat voor leken brongefundeerde argumenten niet opwegen tegen overlevering uit eerste hand of een gevoeld verleden.

Over de waarde van dit soort overlevering voor de geschiedschrijving vertelt Anne Verwaaij, werkzaam voor het NTR programma Andere Tijden. Haar verhaal over de speciale aflevering ‘De laatste verzetsstrijders’ brengt een lichtpunt: in het samenstellen van de aflevering golden de criteria van bronkritiek die zij tijdens haar opleiding tot historicus had geleerd. Maar de wetten van de televisie golden net zo goed. Is de herinnering geschikt voor een langer verhaal op televisie? Wil het publiek dit verhaal wel horen en kan de drager van de herinnering deze ook prettig overbrengen?

Dat het hedendaagse publiek erg veeleisend is, beaamt Renee ten Cate, docent Geschiedenis aan “Het Rhedens” en finalist bij de verkiezing Geschiedenisleraar 2015. Ambitieus betrad zij haar klaslokaal: nu zou zij als baas over het verleden haar leerlingen leren kritische historici te zijn. Al gauw bleek dat ook zij haar gezag over het verleden moest delen. Niet de docent had de scepter in handen maar sensatiebeluste documentaires, gewelddadige video games en de oma’s. Haar leerlingen blieven brood en spelen in het klaslokaal! Ten Cate worstelde met het in balans brengen van haar voornemen en de behoeftes van de leerlingen in een vorm waarmee beide elkaar konden ontmoeten. Zij heeft Wikipedia in ieder geval omarmt voor de broodnodige roddel en achterklap die haar lessen opfleuren. Ten Cate roept historici op dit fenomeen van sensatiebelustheid onder het publiek te beschouwen.

René ten Cate over ‘brood en spelen’ in het klaslokaal

Ten Cate’s oproep agendeert wellicht een pregnanter probleem in het middelbaar en universitair onderwijs dan de door Frans Rotteveel Mansveld (BA) gepitchte problematiek omtrent de tijdvakken in het huidige eindexamencurriculum als zodanig. Volgens Rotteveel Mansveld zou het  opgelegde onderwijs in verplichte tijdvakken de creativiteit en vrijheid van docenten  onderdrukken. Ten Cate’s verhaal illustreert echter dat docenten Geschiedenis hun creativiteit ruim baan geven om überhaupt tot hun leerlingen door te dringen. Maar: zou een meer uitdagend lesprogramma beter aan de behoefte aan spanning en sensatie bij leerlingen voldoen?

De museumwereld valt ook ten prooi aan veeleisende stemmen uit het publiek. Maria Holtrop, conservator bij het Rijksmuseum,  bepaalt met haar keuzes uit de collectie welk nationaal geschiedverhaal het publiek te zien krijgt. Maar de nazaat en de kunstenaar dingen  mee naar gezag over het tentoongestelde. Het lekenpubliek wenst vooral een vermakelijke beleving terwijl de nazaat is gebrand op een verantwoord verleden. Gesteund door de kunstenaar probeert Holtrop aan deze uiteenlopende wensen te voldoen door steeds geavanceerder multimediatours te ontwikkelen.

Om de juiste vorm van het verhaal te kiezen is het zeker belangrijk om je als historicus af te vragen waarom een publiek geïnteresseerd is in een bepaald verleden. Maar er is een schaduwzijde aan het dansen van de historicus naar de pijpen van het publiek. Multimediatours in musea bijvoorbeeld laten bezoekers weliswaar het verleden ongehinderd betreden, maar tegelijkertijd verliezen bezoekers elkaar en zichzelf letterlijk uit het oog. Wij bestaan niet in het virtuele verleden. Dat wordt nog leuk in het museum van de toekomst over ons verleden: ziet het publiek dan hoe historici en publiek via reuzebrillen baas wilden zijn over het verleden, maar ondertussen elkaar in het heden niet meer recht in de ogen konden of wilden kijken?

Samen werken voor geschiedenis
Een correct geschiedverhaal aantrekkelijk vertellen voor het publiek behoort tot de kernwaarden van het vak van de historicus. Aan deze waarde kan echter alleen voldaan worden wanneer historicus en publiek overtuigd zijn van elkaars waarde voor de beroepsgroep. Dan kunnen we samenwerken aan het verleden. Het KNHG ontplooit met dit oogmerk allerlei initiatieven, zoals de website Historici.nl, een werkgroep ‘Beroepsethiek’ en steun aan deze zinnige debatreeks van Zurhake en Riswick. Als beroepsgroep staan we sterk als poortwachters van het verleden. Versterk de waarde van de beroepsgroep en meld je aan!

Lauren Lauret

Opmerkingen

© KNHG 2024 Website: Code Clear