Door Aimée Plukker
‘Tot vijftien jaar geleden was er nauwelijks aandacht voor het neoliberalisme. Sinds de economische crisis is dit veranderd. Iedereen heeft het nu ineens over neoliberalisme, maar vaak is het onduidelijk wat mensen er precies mee bedoelen.’
In het BMGN-artikel ‘Politici zonder partij. Sociale zekerheid en de geboorte van het neoliberalisme in Nederland (1945-1958)’ brengt Bram Mellink, universitair docent Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en postdoctoraal onderzoeker bij de Universiteit Utrecht, de neoliberalen in Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog in kaart. Waren er neoliberalen in Nederland? Wat voor mensen waren dit? Hoe organiseerden neoliberalen zich en wat was hun invloed op het debat van sociale zekerheid en de verzorgingsstaat?
Wat is neoliberalisme eigenlijk?
‘Neoliberalen menen dat vrijheid alleen kan worden gewaarborgd in een economie waar door concurrentie de vrije markt wordt bevorderd, omdat dit leidt tot verspreiding van macht en monopolie- en kartelvorming tegengaat. Wanneer de markt buiten werking wordt gesteld of wordt ingeperkt, resulteert dit volgens neoliberalen in een totalitaire staat. Binnen het neoliberalisme is wel debat over de vraag in hoeverre de vrije markt uit zichzelf tot democratie leidt of dat er een sterke staat nodig is om dit te garanderen.’
Waarom is het neoliberalisme als beweging nauwelijks onderzocht door historici?
‘Neoliberalen hebben nooit een politieke partij gevormd en als partij geopereerd. Hier kozen ze bewust voor. Ze wilden met hun ideeën invloed uitoefenen binnen gevestigde partijen en streefden daarom naar een politieke ideeënstrijd binnen partijen, niet naar een afzonderlijke partij. Hun aanwezigheid kan dus makkelijk aan de aandacht van de historicus ontschieten. Maar als je eenmaal op hun invloed gaat letten en verbanden legt, zie je ze op allerlei plaatsen opduiken.’
Hoe ben je bij dit onderwerp gekomen?
‘Sinds 2013 ben ik bezig met een onderzoek naar burgerschap en de politieke denkbeelden achter de verzorgingsstaat in Nederland, maar kreeg aanvankelijk moeilijk greep op die materie. In gesprek met socioloog Merijn Oudenampsen, die al een tijdje onderzoek deed naar rechts-conservatisme in Nederland, kwam ik op de gedachte om de vroege verzorgingsstaat in Nederland door de ogen van haar tegenstanders te bekijken. Ik ben toen rond gaan neuzen in archieven van de vroege neoliberalen, en die bleken voor mijn vragen erg interessant.’
Hoe werkte dat duiken in de archieven dan precies?
‘Het eerste archief dat ik zag was bijna niks, zo’n twintig velletjes papier en ging over zaken die kenmerkend waren voor neoliberalen in de jaren veertig. Het was een pleidooi voor een overheid die de vrije concurrentie zou moeten aanjagen op de markt en monopolie- en kartelvorming tegen moest gaan. Er was echter een naam in dat archief die zowel ik als Merijn eerder waren tegengekomen: Henri Keus. Samen met Merijn probeerde ik uit te zoeken wie dit was, maar we konden niks over hem vinden. Tot we erachter kwamen dat in Zwolle het archief lag van een bedrijf dat hij had gerund.’
En toen?
‘We gingen eigenlijk als een soort hobby-zomerprojectje naar Zwolle, vooral omdat we hadden gezien dat er een onderzoeksrapport in het archief lag naar Keus’ rol tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat had onze belangstelling gewekt. Het rapport bleek niet zo spannend, maar met het achterliggende archief van Keus hadden we ineens beet. We ontdekten dat Keus correspondeerde met de belangrijkste neoliberalen uit de jaren dertig en veertig, waaronder Wilhelm Röpke en Friedrich Hayek. En dat niet alleen. Keus correspondeerde ook met ministers, topambtenaren, de directeur van de Nederlandse Centrale Bank en zelfs premier Willem Drees.’
Het archief van Keus bleek rijk aan documenten over de neoliberale beweging in Nederland. Dit leidde uiteindelijk tot een groot onderzoeksproject waar Mellink nu een halfjaar mee bezig is. Samen met vier anderen onderzoekt hij de ideeënvorming van neoliberalen in de periode van 1945 tot 2002. Kern van het onderzoek is definiëren wat neoliberalisme precies was, het achterhalen van netwerken van Nederlandse neoliberalen met beleidsmakers en politieke partijen en de invloed van de neoliberalen op concrete beleidsvorming.
‘Door zowel ideeënvorming als concreet beleid te onderzoeken willen we iets zeggen over politieke invloed buiten politieke partijen om. We hopen daarmee ook het idee van wat politieke invloed is op te rekken. Daarbij geeft dit onderzoek inzicht in hoe economie en politiek zich tot elkaar verhouden. De laatste jaren zijn politieke en sociaaleconomische geschiedenis steeds meer uit elkaar gegroeid. Het neoliberalisme is de perfecte casus om de complexe relatie tussen economie en politiek te begrijpen. Kijk bijvoorbeeld naar hoe in de jaren dertig en veertig de neoliberalen al ageerden tegen het idee van de verzorgingsstaat en beleid actief beïnvloedden.’
Hoe gebeurde dit dan?
Het gedachtegoed van de neoliberalen kwam vooral goed op gang na de economische crisis van de jaren dertig. Ideeën werden opgeschreven, zoals in The Good Society van Walter Lippmann en neoliberalen discussieerden met elkaar. De Tweede Wereldoorlog zorgde niet alleen voor een breuk, omdat neoliberalen niet meer vrij konden reizen om met elkaar te spreken, maar gaf het neoliberale denken ook urgentie. Waar vertegenwoordigers van de verzorgingsstaat stelden dat deze nodig was als antwoord op de Tweede Wereldoorlog, meenden neoliberalen het tegenovergestelde. Hierdoor kaapten sociaaldemocraten en neoliberalen na de oorlog het debat over de verzorgingsstaat van de confessionele partijen die hier een minder duidelijke ideeën over hadden, en dat terwijl ze een minderheid hadden in het parlement. Juist door de breuk van de oorlog kwam er ook ruimte voor nieuwe ideeën en politieke experimenten.’
Wat is dan precies de relatie tussen ideeën en politieke machtsvorming, ook een centraal onderdeel in jouw artikel?
‘Ik vind het werk van de Schotse politiek-econoom Mark Blyth op dit punt erg verhelderend. Hij maakt in zijn benadering van politiek onderscheid tussen ideeën, belangen en instituties. In tijden van normale politieke omstandigheden, stelt Blyth, geven instituties en belangen meestal de doorslag. Maar in tijden van economische crisis wantrouwen mensen instituties, zoals banken en politieke partijen, en worden zij onzeker over waar hun belangen liggen. Ideeën gaan dan een sleutelrol spelen, omdat mensen nieuwe ideeën nodig hebben om de wereld te begrijpen. Vanuit die ideeën ontstaan politieke coalities, die met elkaar de strijd aan gaan en ten slotte worden nieuwe instituties opgericht. Als deze geloofwaardigheid hebben verkregen, is de crisisperiode voorbij. Ik geloof ook dat in tijden van crisis nieuwe ideeën ontstaan, omdat oude ideeën hun geloofwaardigheid hebben verloren. Dit verklaart misschien ook deels de huidige belangstelling voor neoliberalisme in Nederland: het idee van de Nederlandse politiek als poldermodel begint te veranderen.’
Meer weten over Henri Keus, de Nederlandse neoliberalen en de invloed van neoliberale ideeën op politieke machtsvorming? Vanaf donderdag 21 december is het artikel van Bram Mellink (online) te lezen in de BMGN – Low Countries Historical Review. 132(4).