‘Met interesse heb ik het dossier Eerste Generatiestudenten gelezen. En ja, ik behoor tot die ‘doelgroep’. Verscheidene elementen uit de verhalen van de geportretteerden zijn voor mij herkenbaar. Ik ben inmiddels 74 jaar en heb de hele trits doorgelopen: ULO, HBS, HBO, universiteit, promotie. Mijn ouders hadden alleen lagere school en we woonden in wat in de jaren vijftig en zestig nog Oud-Appelscha heette, een buurtschap enkele kilometers buiten de city Appelscha. Mijn vader was veehandelaar en had 2 klassen overgeslagen op de lagere school, maar dat hoorden wij kinderen pas toen we al volwassen waren.
Oud-Appelscha was een kleine plattelandsgemeenschap waar bijna niemand vervolgonderwijs had genoten, laat staan een universitaire studie had gevolgd. Mijn generatie was de eerste in onze familielijn en in de omgeving waar we opgroeiden, die in de jaren vijftig vervolgonderwijs (secundair onderwijs) ging volgen. De kinderen uit onze buurtschap gingen naar de ULO, huishoudschool of lts. Enkelen werden er op hun 14e of 15e al weer vanaf gehaald omdat ze moesten gaan werken.
Ik ging dus naar de ULO, maar zonder stimulans of medewerking van het hoofd van de lagere school. Vanaf de derde klas was het een makkie. Maar ook hier werd mij niet geadviseerd voor MULO-B te gaan. Ik heb steeds mijn eigen keuzes gemaakt. Wel gaven mijn ouders ons mee dat we een goed vak moesten leren. Daar moesten we voor gaan.
Na de ULO koos ik voor de HBS omdat ik apothekersassistente of verpleegster wilde worden en daar nog te jong voor was (15 jaar). Omdat ik met een heel goede cijferlijst was geslaagd, koos ik voor de HBS. Ik probeer het maar dacht ik. Maar ik moest wel terug naar de derde klas omdat ik geen MULO-B had gedaan.
Obstakels heb ik ervaren bij de overgang van de ULO naar de HBS. De meeste eerste generatiestudenten hebben al een stap moeten maken door naar HBS / atheneum / gymnasium te gaan. Toen al hebben ze grenzen moeten verleggen. Dat gold ook voor mij. Daar ervoer ik een onverschillige houding van docenten naar mij toe. Alsof het er niet toe deed hoe het met mij ging. Docenten zagen ook niet dat je zoveel extra inspanning moest leveren om de eindstreep te halen. Naast het ervaren van de sociale verschillen, moest ik ook nog 22 km fietsen naar school. Ik vond dat andere leerlingen het veel gemakkelijker hadden. Docenten hadden geen aandacht voor dit soort omstandigheden.
Op de HBS vond ik geen aansluiting en stond ik er alleen voor. Ik vond de klasgenoten naïef en merkte dat ze zeer beschermd werden opgevoed. In onze buurtschap was de leefwereld niet erg groot, maar je werd wel al jong geacht mee te helpen, zelf besluiten te nemen, problemen op te lossen, verantwoordelijkheid te dragen en jezelf te leren redden. Ook de HBS sloot ik met een heel goede cijferlijst af. Maar ook toen: geen enkel studieadvies meegekregen. De sociale clash die ik op HBS voelde was de grootste die ik in mijn leven heb ervaren.
Hierna koos ik voor de Hbo-opleiding Maatschappelijk Werk. De universiteit dacht ik niet aan te kunnen. En om mijn oude klasgenoten niet meer tegen te hoeven komen, wilde ik niet in Groningen studeren. Ik ging dus naar Hengelo in Overijssel. Studeren deed ik vanaf de HBS met een studiebeurs. Zuinig leven vond ik geen punt, ik kon prima rondkomen van de beurs en er zelf nog van sparen. Alleen in de zomermaanden had ik een vakantiebaantje.
Na de HBO heb ik carrière kunnen maken in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking: van uitvoerend maatschappelijk werker tot een ondersteunende staffunctie op inhoudelijke zaken voor directie/management.
Medio jaren tachtig startte de RUG (Groningen) met avondstudies voor mensen die ‘nog een kans wilden grijpen’. Nog steeds twijfelde ik of ik het wel zou kunnen. Mijn echtgenoot drukte even door en vanaf het eerste college voelde ik mij er als een vis in het water. Dit was het wat bij mij paste en wat ik graag wilde.
Die eerste groep avondstudenten was een allegaartje van alle leeftijden en allerlei achtergronden, geen standaard-studentengroep. De meesten hadden een baan (gehad) of waren anderszins maatschappelijk actief. De docenten benaderden ons anders dan de dagstudenten. Aanpassingsmoeilijkheden ervaarde ik niet. Maar nog wel studeerde ik met extra volle ijver uit vrees dat het niet goed genoeg zou zijn en om mij te willen verzekeren van een ruime voldoende.
Ik zat in een groep avond/deeltijdstudenten die gemiddeld ouder waren dan de dagstudenten (van ca 22 jaar tot 60 jaar). Er waren veel meer groepsgenoten die ‘eerste generatiestudent’ waren. De meesten hadden een baan. Het was een ‘heterogeen gezelschap’ zoals een docent het eens uitdrukte. Er waren best grote sociale verschillen in de groep: van mensen die geen baan konden vinden en in de bijstand zaten tot mensen met een managementfunctie en alles daartussen. Zelf was ik toen senior maatschappelijk werker t.b.v. ouders met een gehandicapt kind. In de groep werd je door groepsgenoten ingeschat op inzet, niet op sociale positie.
Docenten gingen zeer volwassen met ons om. Als een enkele docent ons als dagstudenten benaderde, werd er over gegniffeld. Dat beoordeelden we als gebrek aan mensenkennis. Eerste generatiestudent zijn was geen item. Een baan hebben naast de studie werd in de groep heel normaal gevonden. Er was een grote prestatiedrang in de groep.
Toen ik naar de universiteit ging, had ik inmiddels een Hbo-opleiding gedaan en een goede baan gevonden. Toen had ik de obstakels zelf al overwonnen.
Aan het eind van de studie adviseerde professor Pim Kooy mij om te gaan promoveren. Ik ben hem daar nog steeds zeer erkentelijk voor. Het idee dat dat mijn pad zou kunnen zijn, lag nog steeds een stap te ver bij mij weg. Pas toen ik gepromoveerd was kreeg ik meer zelfvertrouwen en raakte ik ervan overtuigd dat ik toch wel wat kon.
Het advies dat ik zou willen meegeven aan (toekomstige) eerste generatiestudenten is: houd de kracht die je al hebt laten zien, vast. Je bent al sterk geweest, en kunt het nu ook weer. Zoek contact met mensen waar je je vragen kwijt kunt.’
2 opmerkingen for Dossier Eerste Generatiestudenten – Minie Baron
Ha Minnie,
Jij hebt ook een mooie route afgelegd om te komen waar je bent! Alsmaar volhouden en net iets beter presteren dan de rest. Het blijft een geworstel, die onzekerheid. Maar we zijn er gekomen!
Groet,
Karin
Ik groeide op in Appelscha-boven en was eveneens eerste generatiestudent. Ik schreef het boek “Dwarsliggers in Appelscha” over de geschiedenis van vijf generaties van een familie van turfstekers die alles op alles zette om weg te komen uit de armoede van de vervening. Ik kom graag in contact! met een hartelijke groet, Marianne Kootstra