Wat neem ik als zelfstandig historicus mee van de historicidagen?
Als je geen ‘eigen’ onderzoek doet, maar alleen onderzoek van anderen verspreidt, ben je dan wel echt een historicus? Ja! Zeggen experts tot mijn vreugde tijdens de historicidagen….
Ik weet nog dat ik een paar jaar geleden weleens dacht: maar voor wat zin heb ik nou, als historicus? Mijn zusje, die in de zorg werkt, had écht relevant werk. Zij was nuttig voor de samenleving. Ik niet. Zo ervoer ik het althans. Als zelfstandig historicus verdiende ik mijn brood met geschiedenis, maar de zin ervan vond ik lastig te benoemen.
Opmerkelijk genoeg heb ik dat gevoel nu, sinds ik opnieuw als zelfstandig historicus werk, totaal niet meer. Misschien komt het door de Brexit – waar mijn hele familie in Engeland vóór stemde – misschien komt het door Donald Trump, of misschien door het debat over het koloniale verleden van Nederland: mijn vak voelt voor mij relevanter dan ooit.
Maar wat is mijn bijdrage aan het werkveld eigenlijk? is dan de volgende vraag. Geschiedenis is relevant voor nu, maar hoe relevant ben ik voor de geschiedschrijving? Ik doe geen promotie-onderzoek, beantwoord nooit een ‘call for papers’, ik lever geen originele bijdrage aan het historiografische discours.
In het veld zit ik duidelijk niet aan de academische maar aan de ‘populaire’ of ‘populariserende’ kant. Artikelen die ik schrijf gaan zo veel mogelijk over opmerkelijke of vreemde zaken, vaak met een actuele aanleiding: de geschiedenis van voedselfraude, bijvoorbeeld. En ik schrijf niet voor het BMGN, maar voor commerciële bladen als Quest en KIJK.
Wat een opluchting dus, om Maria Grever, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, tijdens de openingslezing van de historicidagen 2017 te horen zeggen: ‘Demoniseer populaire geschiedenis niet!’ En ze heeft het niet van de eerste de beste: als academici zich afkeren van populaire geschiedenis, zei Johan Huizinga schijnbaar al, wordt de kloof vergroot tussen ‘zielloze wetenschappers’ en de rest.
(‘Zielloze wetenschappers’ moet ik nog tegenkomen dezer dagen, trouwens, want iedereen die ik spreek heeft duidelijk een passie voor zijn of haar onderzoek. Maar dat terzijde.)
Popularisering en commercialisering kan wel leiden tot trivialisering, zegt Grever. Bovendien bevestigen sommige commerciële historische producten, de musical Soldaat van Oranje, bijvoorbeeld, erg hardnekkig het traditionele beeld van de geschiedenis. ‘Voor grijstinten of nuance is weinig plaats.’ Dat zet mij aan het denken. Geldt dat ook voor mijn werk?
In zeker mate wel. Als je een spannend verhaal schrijft van 1600 woorden, is het grote kader lastig te scheppen. En eerlijk is eerlijk: de nuance kan soms een beetje saai zijn – in elk geval te saai om goed te verkopen. Bovendien schrijf ik over onderwerpen waar ik weinig van weet: ik lees me in, interview een expert, schrijf m’n stuk, en binnen een week ben ik klaar.
Bij die populaire geschiedenis is educatieve begeleiding van wezenlijk belang, zegt Grever, om van de historische beleving een cognitieve ervaring te maken. Reflectie op wat je hebt gezien, gedaan, of gelezen: dat versterkt de diepgaande verwerking van zo’n populair product. Misschien kan ik dat meer toepassen, bijvoorbeeld door een artikel af te sluiten met een reflectie-vraag.
En het koloniale debat? Heeft dat invloed op wat ik doe? Na de paneldiscussie ‘Dekolonisatie van het verleden’ laat ik daar mijn gedachten over gaan. Waarom valt het me nu eigenlijk pas op dat onze beroepsgroep zo wit is? Dat zegt vast iets over mij. Maar wat dan? En hoe kunnen we dat dan veranderen? Kan ik daar wel een rol in spelen? Geen idee.
Schrijf ik zelf vanuit een koloniale blik? Ben ik me daar bewust van? Wel steeds meer, maar dat is pas sinds kort. Tijdens het schrijven van een recent artikel voor KIJK over de dekolonisatie van Afrika woog ik ieder woord. Maar toen ik in 2013 een historisch jeugdverhaal schreef dat gesitueerd was in Algiers, kwam geen van mijn drie hoofdpersonen uit die stad. Het waren allemaal Europeanen, en Algiers was decor.
Enfin. Genoeg om over na te denken en om mee te nemen in de dagelijkse praktijk. Maar terwijl ik zo reflecteer en van deze historische beleving een cognitieve ervaring probeer te maken, vind ik het een fijn idee dat ook mijn historische werk relevant is voor het veld. Proud to be ‘popular.’
Liesbeth Sparks
Correspondent Historici.nl