Als eerste in de familie starten aan een universitaire opleiding betekent vaak het betreden van onbekend terrein. Veel eerste generatiestudenten ervaren bij hun studie bepaalde, vaak onuitgesproken sociale en culturele drempels en uitdagingen, waar medestudenten die van huis uit meer hebben meegekregen over de universitaire wereld meestal minder mee worstelen. Daarmee is dit onderwerp ook een kwestie van diversiteit, inclusie en kansengelijkheid. Zeker aangezien de kans demografisch groot is dat deze studenten vrouw zijn en/of van kleur. Het KNHG heeft deze aspecten hoog in het vaandel staan en wil daarom met dit dossier licht werpen op een onderbelichte groep mensen met unieke ervaringen.
Uit onderzoek van Jeanet van de Korput, senior onderzoeker bij Windesheim, is gebleken dat deze studenten op allerlei vlakken verschillen van hun leeftijdsgenoten. Het gevolg is niet alleen dat ze minder snel de universiteit betreden, maar ook dat kans dat ze hun opleiding succesvol afronden een stuk kleiner is als gevolg van gebrek aan (financiële) steun. De Nederlandse Inspectie van het Onderwijs wees in 2019 in een rapport erop dat deze groep een hoger risico loopt op uitval in het eerste studiejaar, vergeleken met studenten waarvan tenminste één ouder gestudeerd heeft.
Het is lastig een compleet beeld te krijgen van de omvang van deze groep studenten omdat informatie over het opleidingsniveau van hun ouders regelmatig ontbreekt.[1] Desalniettemin bieden de verhalen van de pioniers in dit dossier inzicht in hoe het is om te vertrekken uit de ene wereld en niet lijken aan te komen in de andere.
Eerste generatiestudenten kenmerken zich in het algemeen door een sterk doorzettingsvermogen om te kunnen navigeren in een onbekende wereld en hun opleiding succesvol af te ronden. Ook al zijn ze bij de intrede van hun studie doorgaans minder goed voorbereid dan studenten waarvan de ouders wél hoger onderwijs hebben genoten. Dit komt volgens Engle voornamelijk door minder steun vanuit het ouderlijk front en vaak ook ontoereikende financiële middelen. Ondanks deze obstakels zijn de studenten toch gemotiveerd om de stap naar het hoger onderwijs te maken. Uit een enquête onder studenten aan de Vrije Universiteit Brussel is bovendien gebleken dat zowel economische en sociale ontwikkeling, als een rolmodel willen zijn, motivatiefactoren zijn voor het betreden van hoger onderwijs. Desondanks geven deze studenten, eenmaal op de universiteit of hogeschool, vaker aan weinig binding te voelen bij de onderwijsinstelling vergeleken met andere studenten.
Wat wordt er op dit moment ondernomen voor deze studenten? Hoogleraar Jan Hein Furnée van de Radboud universiteit werd zich ook bewust van het aandeel van deze studenten op zijn universiteit. Een onderzoek van de WO Startmonitor wees uit dat in de afgelopen twintig jaar circa zeventig procent van de studenten eerste generatiestudenten betreft. Furnée reflecteert op de positieve rol die universiteiten hierin spelen: ‘Wij docenten vergeten de belangrijke rol die de universiteit speelt bij de opwaartse sociale mobiliteit – ook van onze eerste generatiestudenten die in Nederland geboren zijn’.[2] Hoewel het volgens Furnée heel positief is dat deze sociale mobiliteit zich schijnbaar ‘vanzelf’ voltrekt, acht hij het tegelijk van groot belang om beter oog te krijgen voor de drempels en strubbelingen waar eerste generatiestudenten mee kunnen worstelen en de rol die de universiteit kan spelen om drempels te verlagen of bespreekbaar te maken.
Onderwijsinstellingen in Nederland zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van de bij hen ingeschreven studenten. Alhoewel eerste generatiestudenten een relatief onderbelichte groep vormen binnen het hoger onderwijs, springen er hier en daar wel enkele initiatieven in het oog. Hogescholen en universiteiten hebben bijvoorbeeld voorbereidende programma’s en ontmoetingsplekken voor studenten van wie de ouders geen hoger onderwijsdiploma hebben. Een voorbeeld hiervan is het Eerste Generatie Fonds van de Universiteit Utrecht. Dit fonds is geboren uit het initiatief van eerste generatiestudent Charisma Hehakaya, die tijdens haar studie bepaalde obstakels ervaarde. Het fonds biedt eerste generatiestudenten kennis, ervaring en financiële steun om het maximale uit hun talenten te halen. Ook de Universiteit Leiden richtte een netwerk op genaamd Being the first, waarmee ze net zoals in Utrecht een gemeenschap willen vormen waar deze studenten op terug kunnen vallen.
Alhoewel deze initiatieven zijn geboren vanuit aandacht voor inclusie en kansengelijkheid, moeten we volgens Korput ook voorzichtig zijn met het zien van deze studenten als een aparte groep. Korputs onderzoek wijst uit hoe goedbedoelde inclusie juist averechts kan werken. In gesprek met deze studenten blijkt hoe ze er vooral bij willen horen in plaats van op basis van het onderwijsniveau van hun ouders behandeld te worden als een aparte groep.[3] Een kijkje in de belevenis van zo’n student laat zien dat de term ‘vaak een beetje met schaamte is omgeven, terwijl het iets is om te vieren’, aldus een van de geïnterviewden, Lize Diane Gordin.[4]
En precies dat wil het KNHG graag benadrukken. We willen met een reeks aan bijdragen een inzicht bieden in de verwondering die deze baanbrekers ervaren bij hun intrede tot het hoger onderwijs, als zijnde een instituut met eigen conventies. Dit dossier zoomt verder in op deze studenten door ervaringen van verschillende generaties eerste generatiestudenten op een rijtje te zetten en daarbij ook de variëteit aan ervaringen binnen generaties te benadrukken. Ons doel is om historici – oud en jong – kansen te bieden om zich in concrete verhalen en ervaringen te herkennen, over hun eigen rol te reflecteren en meer ervaringen en standpunten met elkaar uit te wisselen.
Door Noortje Janssen (Stagiaire communicatie KNHG en webredactie Historici.nl)
[1] Sietske Zweegman, Veerkrachtige doorzetters. Een verkennend onderzoek naar de bijdrage van hogescholen aan de ontwikkeling en ondersteuning van educatieve veerkracht onder eerstejaars eerste generatiestudenten die tevens stapelaar zijn. (Scriptie Youth, Education and Society, Utrecht 2020) 4.
[2] Mathijs Noij, ‘Nijmegen is nog altijd een emancipatiemotor voor de student uit de provincie’, https://www.voxweb.nl/nieuws/nijmegen-als-emancipatiemotor-voor-de-student-uit-de-provincie
[3] Jeanet van de Korput, ‘Eerstegeneratiestudenten: een groep apart?’ Journal of Social Intervention: Theory and Practice 31 (2022) 3, 64-71, aldaar 66.
[4] Toske Andreoli, ‘Eerstegeneratiestudenten hebben ongelijke startpositie’, https://www.scienceguide.nl/2020/07/eerstegeneratiestudenten-hebben-ongelijke-startpositie/
2 opmerkingen for Dossier Eerste Generatiestudenten – inleiding
Beste Noortje, wat mooi om hier een dossier aan te treffen over eerstegeneratiestudenten! Goed dat jullie aandacht besteden aan dit onderwerp; het gaat om veel meer mensen dan we denken. Zelf ben ik (net) geen eerstegeneratiestudent, maar toch een van de weinigen uit een grote katholieke tuindersfamilie. Ik heb over mijn eigen weg, maar ook over het verschijnsel ‘sociale stijging’ , wat het oplevert en wat het kost, over trots en schaamte, een boek geschreven dat wellicht interessant is voor leden van jullie genootschap. Het heet: Transklasse. Leven in twee werelden. Uitgegeven bij Mediawerf. Kijk maar even: https://www.mediawerf.nl/boeken/transklasse Misschien vind je het leuk om hier aandacht aan te besteden!
Dames en heren,
Ik ben een student van de generatie waar studeren helemaal nog niet zo normaal was. Je ging maar werken.
Nu ik 61 ben wil ik graag een onderzoek doen naar Mark Rutte in vergelijk met Cort van der Linden.
Ik ben op zoek naar ingangen zonder gelijk een hele master te moeten doen na mijn lerarenopleiding Geschiedenis positief te bmhebben afgerond in 2006.
Wie kan mij verder helpen met de juiste ingangen.
Met vriendelijke delijk groet,
Edith Bal Verbeek