Ik heb geschiedenis en religiewetenschappen gestudeerd in Leiden. Het studeren ging mij in het begin helemaal niet goed af. In mijn eerste tentamenweek haalde ik alleen maar onvoldoendes. Ik wist niet hoe ik moest studeren. Geschiedenis was een van mijn beste vakken op de middelbare school. Ik had gedacht dat het vanzelf wel goed zou komen, maar dat was niet zo. De realisatie dat ik nu hard mijn best moest gaan doen was best lastig. Het eerste jaar haalde ik uiteindelijk met hakken over de sloot.
Ik kom uit Dirksland. Dat ligt op Goeree-Overflakkee, het zuidelijkste eiland van Zuid-Holland. Op een goede dag is het twee en een half uur reizen met het OV naar Leiden, en soms zelfs drie en een half uur. Als ik om negen uur college had en de eerste bus nam, kon ik niet op tijd bij college zijn. Ik kon gelukkig een kamer huren bij een particuliere verhuurder. Dat was een verademing. Ik voelde me snel thuis in Leiden, omdat het een ontzettend leuke stad is. Het was groter dan Dirksland, maar wel nog knus en klein genoeg dat ik me niet ontvreemd voelde. Niemand kende of herkende me daar.
Stilte
Geschiedenis in Leiden was een vrij grote studie. Ik had het idee dat als een docent je naam kende je of een heel goede student was, of een heel slechte. Ik probeerde als student altijd zo stil mogelijk te zijn. Zelfs toen ik mijn scriptie schreef, probeerde ik me zo klein mogelijk te maken. Ik liep soms vast en durfde dan mijn scriptiebegeleider niet te mailen voor hulp. Ik vond dat ik alles zelf moest uitvinden.
Voor mijn minor volgde ik een paar vakken bij religiewetenschappen. Dat beviel zo goed dat ik de bachelor Religiewetenschappen naast mijn studie geschiedenis ben gaan doen. Daar werd ik zelfverzekerder. Ik durfde vragen te stellen in de les, en haalde cijfers waar ik daadwerkelijk trots op was. Ik vond studeren altijd wel leuk, maar het echte plezier kwam pas toen ik goede cijfers ging halen.
Als ik mezelf aan het begin van mijn bachelor Geschiedenis en het eind van mijn master Religious Studies vergelijk, zijn dat twee totaal verschillende personen. In de eerste jaren had ik soms het gevoel dat ik hier niet thuishoorde. De eerste twee jaar stond ik in een soort survivalstand. Aan het einde van mijn master Religious Studies was ik juist erg zelfverzekerd. Ik wist dat ik het kon en wilde. Mijn cijfers waren goed en ik durfde vragen te stellen. Inmiddels had ik door hoe de universiteit in elkaar stak. Dat is along the way gekomen.
Voorkennis
Ik wist in het begin helemaal niet hoe de universiteit in elkaar zat. Ik dacht bijvoorbeeld eerst dat een professor iets anders was dan een hoogleraar. Ik had ook nog nooit van een PhD gehoord. Ik had geen ouders of broers en zussen die mij dat konden vertellen. Naar mijn idee was het voor niet eerste generatiestudenten veel vanzelfsprekender. Zij wisten welke stappen ze moesten zetten.
Ergens was het ook wel een voordeel dat mijn ouders niet gestudeerd hadden. Ze waren hartstikke trots op mij dat ik studeerde. Zelfs toen ik voor een eerstejaarsvak voor de tweede keer dreigde te zakken had ik niet het gevoel dat ik moest opgeven. Ik wilde het gewoon heel graag, de bachelor Geschiedenis halen. Ik was trots op mezelf, omdat mijn ouders trots op me waren. Ze legden geen druk op me. Ze waren al heel blij dat ik überhaupt aan de universiteit studeerde. Dat was heel verademend. Ik weet niet of ik hetzelfde had gevoeld als ik geen eerste generatiestudent was geweest.
Goede voorbereiding
Als student was ik geen feestbeest, maar ik sloeg weleens een college over en ik ben ook mee op reis geweest met de studievereniging. Ik weet nog goed dat me tijdens de introductieweek duidelijk werd gemaakt dat je bij een studentenvereniging zou moeten om een sociaal leven op te bouwen. Maar ik ben nooit lid geweest van een studentenvereniging. Ik was daardoor bang dat ik misschien geen vrienden zou krijgen, maar dat was niet het geval. Ik voelde me juist in Leiden heel erg op mijn plek. Bij allebei mijn studies zat ik in het eerste jaar in leuke werkgroepen waar ik veel vrienden aan heb overgehouden.
Mijn ouders hadden wat voor me gespaard en betaalden mijn collegegeld, maar om rond te komen moest ik gewoon werken. Ik ging daarom ook niet al te vaak naar feestjes. Die waren veelal op dinsdag en donderdag, en dat waren precies de dagen waarop ik moest werken. Ik had het idee dat de niet-eerste generatiestudenten vaker lid waren van een vereniging en ook vaker op vakantie gingen.
Ik zou eerste generatiestudenten aanraden om goed na te gaan hoe je moet studeren. Lees niet alleen het boek, maar ga ook naar je colleges. Ga goed voorbereid naar het tentamen. Juist doordat ik niet wist hoe ik moest studeren, had ik tijdens mijn eerste jaar het gevoel dat ik niet op de universiteit thuishoorde.
Tevens zou ik studenten aanraden om heel erg van hun tijd te genieten. Ik vond Leiden een ontzettend leuke stad, en ook het studeren zelf was heel leuk. Naar hoorcolleges gaan, kennis opnemen als een spons en nieuwe mensen ontmoeten. Geniet daar ook van. Het is onderdeel van het student zijn. Het leren kennen van een nieuwe stad en zelfstandig worden, het hoort er allemaal bij. Vergeet dat niet als je een keer een teleurstellend cijfer haalt of als je een botte mail krijgt van een docent.