Ik wist op de middelbare school al dat ik heel graag geschiedenis wilde studeren. Mijn beide ouders hadden niet gestudeerd. Zij hadden beiden de Havo gedaan en mijn moeder heeft daarna nog een opleiding tot secretaresse gevolgd. Ik was dus de eerste die naar de universiteit ging. In het eerste jaar wist ik nog niet zo goed hoe het allemaal in elkaar zat. Ik weet nog dat we als eerstejaars werden meegenomen naar een promotie en dat ik niet goed begreep wat daar gaande was. Pas achteraf begreep ik waar ik naar had zitten kijken toen een docent het ons uitlegde en begon ik door te krijgen wat de universiteit nu eigenlijk is.
Nieuwe wereld
Toen ik geschiedenis ging studeren ben ik thuis blijven wonen. Dat viel prima te bereizen vanuit Lelystad waar ik vandaan kwam. Ik had mede daarom voor de Vrije Universiteit gekozen. Wat ook meespeelde, was dat de studie erg kleinschalig was. Op een andere universiteit had ik gezien dat er honderden eerstejaars waren, en ik wist dat die massaliteit niet bij me paste. Ik vond de VU een fijne omgeving om te studeren, want de sfeer was er heel ontspannen. Er waren betrekkelijk veel eerste generatiestudenten. Ik ging erheen met het idee dat ik graag meer over de geschiedenis wilde leren, maar had niet echt door wat het betekende om in een academische omgeving terecht te komen. Het is een instituut met een heel eigen karakter en een eigen doel: het opleiden van kritische, onafhankelijke, wetenschappelijk onderlegde mensen en het doen van onderzoek. Maar hier kwam ik gaandeweg pas achter. Ik vond het wel een heel interessante wereld en heb daarom ook bijvoorbeeld in de opleidingscommissie en het faculteitsbestuur gezeten.
Passie
De universiteit voelde voor mij als een nieuwe wereld. Ik was er wel aan toe en verheugde me om me op de studie te storten. Het eerste semester had ik nog vooral tijdvakcursussen die me een beetje deden denken aan geschiedenis op de middelbare school. Later kreeg ik meer onderzoeksvakken en ik merkte dat ik dat eigenlijk veel leuker vond en er ook goed in was. Het idee dat je zelf ook geschiedenis kan ´doen´ in plaats van alleen erover lezen vond ik heel tof.
Ik was een ambitieuze student en deed mijn best om goed te presteren. Omdat ik erachter was gekomen dat ik onderzoek doen heel leuk vond, nam ik ook deel aan het honoursprogramma van de universiteit en mocht ik meedraaien in het onderzoeksproject van een promovenda, Marieke Oprel. Van haar heb ik zoveel geleerd. Ze werd een soort mentor voor mij en toen werd echt duidelijk: dit kan ik goed, dit is het, ik zit hier op mijn plek. Die bevestiging van haar was als eerste generatiestudent ontzettend belangrijk en waardevol.
Ik geloof dat je iets moet studeren dat bij je past. Je kunt een studie volgen die wellicht naar een goed salaris leidt, maar als je daar niet gelukkig van wordt, is dat niet de juiste keuze. Ook alleen ergens goed in zijn is niet de ideale situatie. Je moet er ook plezier uit halen. Ik had ook best voor een andere studie kunnen kiezen, zoals een taal- of rechtenstudie, maar in geschiedenis vond ik die ideale combinatie van plezier en talent. Wat ook prettig was, is dat ik geen druk ervoer van mijn ouders om goed te presteren. Zij hebben ook altijd gezegd dat ik iets moest doen waar ik gelukkig van zou worden en waren gewoon heel trots dat ik naar de universiteit ging. Wat dat betreft denk ik dat het zijn van een eerste generatiestudent een voordeel was. Bij studenten wiens ouders al gestudeerd hadden lag er misschien wat meer druk op.
Aansluiting en begrip
Je hoort regelmatig dat universiteiten schoolser worden om de aansluiting met het voortgezet onderwijs te verbeteren. Nu vind ik niet dat universiteiten schoolser moeten worden, maar er mag wel iets meer kennis en begrip zijn van waar eerstejaars vandaan komen. Ik heb zelf tijdens mijn studie een educatieve minor gevolgd. Daar werden de verschillen tussen lesgeven op de middelbare school en collegegeven op de universiteit mij goed duidelijk, terwijl de principes van kennis overbrengen en vaardigheden aanleren niet verschillen.
Ik zou universitaire docenten daarom willen adviseren om bijvoorbeeld met goed uitgewerkte lesdoelen te werken, in plaats van alleen de gedachte ‘ik ga het met ze over thema X hebben’. En daarnaast meer bewustzijn van waar komen die studenten nu eigenlijk vandaan? Doe eens iets heel simpels als het doorkijken van de eindtermen voor geschiedenis, dat zegt zowel iets over kennis als vaardigheden waar je als universitair docent op kan aanhaken. Voor deze zaken mag wel iets meer aandacht zijn. En juist eerste generatiestudenten zouden hier baat bij hebben, want die hebben vaak geen idee waar ze nu eigenlijk terechtkomen.
Ik ben ervan overtuigd dat er voor iedereen in Nederland een goed onderwijsniveau is. Het gaat erom dat je doet wat bij je past, of dat nu MBO, HBO of universiteit is. Ook zou het niet uit moeten maken of je eerst een beetje moet groeien en na het HBO een universitaire studie gaat doen. Ik vind vooral dat iedereen in ieder geval de kans moet krijgen om uit te proberen of het dé plek voor je is. En dat geldt zeker voor eerste generatiestudenten. Ik zou studenten aanraden om zich niet te laten intimideren of afschrikken door het instituut of de mores die er heersen. Ik kom ook van nul en de universiteit bleek voor mij de juiste plek. Waarom zou dat niet voor andere eerste generatiestudenten zo zijn? Wees niet bang, probeer het uit.