Dossier Eerste Generatiestudenten – Stef Coenen

Stef Coenen

Ik zou mezelf omschrijven als een enthousiaste student. Ik investeer veel tijd in mijn opleiding, maar houd me daarnaast ook graag bezig met allerlei geschiedenis-gerelateerde zaken die buiten m’n studie vallen. In 2022 werd ik uitgeroepen tot Jonge Historicus van het Jaar bij Stichting Jonge Historici. Momenteel ben ik vrijwilliger bij Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven en ben ik actief bij mijn studievereniging. Ik ben al ruim een jaar bezig met toegankelijkheid binnen de erfgoedsector. Ook ben ik bij een aantal historische verenigingen betrokken.

Van jongs af aan ben ik zeer nieuwsgierig en leergierig. Ik hou van leren en lees en schrijf graag. Dan zit je bij een studie zoals Geschiedenis natuurlijk helemaal goed. Ik heb me vanaf het begin af aan thuis gevoeld op de universiteit en zo ervaar ik dat nog steeds. Voordat ik begon met studeren vroeg ik mezelf met name af of het studentenleven wel iets voor mij zou zijn, zoals een studievereniging en alles wat daarbij komt kijken. Toch ben ik daar vrij snel ingerold en toen bleek dat het juist gemoedelijk en leuk was.

De academische stijl

Het duurde even voordat ik op de universiteit mijn draai had gevonden, want veel begrippen waren nieuw voor mij. Wanneer het bijvoorbeeld over ‘de faculteit’ ging, dan zei mij dat niet zo veel. Ik begreep wat de woorden betekenden, maar ik gebruikte ze in het dagelijks leven niet en had ze ook niet van huis uit meegekregen. Het ging om heel simpele dingen. De eerste keer dat ik een docent bijvoorbeeld het meervoud van crisis hoorde gebruiken, had ik dat nog nooit gehoord. Ook woorden zoals ‘contemporain’ en ‘bagatelliseren’ kende ik maar vaag.

Daarnaast heb ik vrij snel mijn manier van schrijven moeten aanpassen. Ik had weliswaar een vwo-diploma en schrijven ging me goed af, maar ik merkte dat bepaald woordgebruik onnatuurlijk aanvoelde voor mij. De academische schrijfstijl beheerste ik namelijk nog niet.  Ook schreef ik te laagdrempelig en mijn docent verwachtte toch een meer academische stijl. Gelukkig bood mijn opleiding in Nijmegen een startersgids voor de BA Geschiedenis. Hierdoor had ik de eisen en verwachtingen van een wetenschappelijk paper op een rij. Zelfs lay-out werd omschreven. Hierdoor had ik wat houvast.

Ik vond het wel heel frustrerend wanneer ik een docent had die vond dat alles anders moest dan wat de andere docenten zeiden of wat in de startersgids stond. Ze spraken voor mijn gevoel alles wat ik geleerd had tegen, waardoor ik op een gegeven moment zelf niet meer wist wat ik moest. Met name aan het begin vond ik dat erg lastig. Ik begon de universiteit net een beetje uit te vinden en ik wist nog niet helemaal waaraan ik begonnen was. En dan krijg je te maken met een docent die alle houvast die je hebt gekregen wegneemt, waartegen je nog niet in discussie durft te gaan. Dat is lastig. Je kan het ook niet echt navragen bij iemand, want je kent nog niemand. Ik kon hiermee ook niet bij mijn ouders terecht. Nu merk ik gelukkig dat de meeste docenten ons als collega-historici behandelen en durf ik me zeker kritischer op te stellen tegen hen.

Ik zag dat andere studenten meer geholpen werden door hun ouders. Je kon merken dat hun werk thuis eerst nagelezen werd. Medestudenten hadden in het begin al een bepaald taalgebruik waarvan ik me afvroeg of dat hun eigen taalgebruik was. Ik had daardoor het gevoel alsof ze al iets extra’s meebrachten. Van huis uit hadden zij een bepaalde academische instelling meegekregen. Ik denk overigens wel dat ik vanuit huis veel minder druk ervaarde om te gaan studeren dan mijn medestudenten. Bij andere studenten had ik het idee dat die druk veel hoger lag, omdat zij ouders hadden die zelf ook in de academische wereld werkzaam waren.

Begrip en steun

Iedereen in mijn omgeving wist dat ik wilde gaan studeren. Mijn ouders zijn ook meegegaan naar open dagen van universiteiten. Ik denk dat mijn familie het erover eens was dat de universiteit een goede keuze was voor mij. Ik was enthousiast en mijn ouders vonden het allemaal prima, zolang ik maar iets ging doen wat ik leuk vond. Natuurlijk heb ik weleens het gevoel dat mijn familie niet goed weet waar het over gaat wanneer ik over de universiteit vertel en dat ze niet goed weten wat ik daar allemaal doe.

Mijn ouders weten niet zo veel over het vakgebied, maar mijn moeder heeft vanaf het begin af aan mijn teksten op typefouten en taalfouten nagelezen. Met vrienden heb ik vooral discussies over de stof gehad. In mijn eerste jaar was er ook een studieadviseur die mij extra tips gaf over de universiteit – meer nog dan ze ‘hoefde’ te geven vanuit haar functie. Dit had ook te maken met mijn chronische ziekte waardoor studeren al een extra inspanning vergt.

Doordat ik eerste generatiestudent ben, denk ik dat ik veel begrip heb voor verschillende meningen. Vooral omdat de universiteit een soort bubbel is. Ik denk dat onderwerpen zoals klimaatvraagstukken op een compleet andere manier besproken worden op de universiteit dan bij mijn familie. De gesprekken gaan op de universiteit veel verder. Ik denk dat daar ook een andere denkwijze aan ten grondslag ligt. Nu is Nijmegen natuurlijk ook een ‘links bolwerk’, zoals sommigen zeggen, maar ik denk dat mijn achtergrond het wat makkelijker maakt om de andere kant te zien, ook al is mijn mening flink veranderd.

Advies

Ik denk dat het goed is als universiteiten een soort basis zouden aanbieden, een verzameling aan informatie. Denk aan zaken zoals de opbouw van een universiteit en hoe je een paper schrijft. Universiteiten zouden er goed aan doen als ze dat algemener aanpakken. Als student is het dan vervolgens natuurlijk je eigen verantwoordelijkheid of je die informatie ook echt leest.

Als het goed voelt om te gaan studeren, moet je daar gewoon voor gaan. Wees ook niet bang om hulp te vragen. Ga door als het een keer niet lukt. Wij komen er ook wel.

Opmerkingen

© KNHG 2024 Website: Code Clear