Dossier Eerste Generatiestudenten – Michiel van Groesen

Michiel van Groesen

Ik kom uit Den Haag en ben in Groningen gaan studeren. Ik was de eerste paar maanden eigenlijk vooral bezig met leren hoe je moest koken en hoe ik voor mezelf moest zorgen. Ik had op een vrij elitaire middelbare school gezeten, een gymnasium in Den Haag. Als ik ergens het gevoel had dat ik er niet thuis hoorde, dan was het eerder daar dan op de universiteit. Omdat ik die opleiding succesvol had afgerond en het eerste jaar van Neerlandistiek erg makkelijk was, ging ik ernaast Geschiedenis studeren.

Hierover was voorafgaand misschien wat twijfel aanwezig. De studieadviseur had mij een tweede studie afgeraden. Zij zei dat dit veel te veel werk was en dat ik dat niet op m’n hals moest halen. Toch besloot ik het wel te doen. Niemand heeft daarna nog tegen me gezegd dat het een slechte beslissing was of dat ik overmoedig was. Dat heeft me bijgebracht dat ik mijn studie kan vormgeven zoals ik dat wil. Zelfs als de instelling zegt dat het niet de bedoeling is, dan kan het lonen om gewoon je eigen pad te kiezen.

Mijn familie heeft mij aangemoedigd om te gaan studeren omdat zij dat zelf ook hadden gewild, maar niet mochten. Ze groeiden op in Brabant, waar je dat niet deed en gewoon ging werken. Mijn ouders zijn aan het einde van de jaren zestig verhuisd naar Den Haag, naar de grote stad. Weg van de ‘bekrompenheid’. Althans, zo ervaarden ze dat destijds, denk ik. Bovendien mócht ik als telg van de nieuwe generatie studeren. Ik ervaarde geen druk om dat te doen. Ik moest vooral doen wat ik wilde.

Van een dubbeltje een kwartje worden
In het jaar dat ik Neerlandistiek ging studeren, begonnen er 120 studenten aan die studie. Het is een leuke studie, met allemaal geflipte dichters. Het was helemaal niet ongebruikelijk om in Groningen te studeren als je uit de randstad kwam. Het was een soort snelweg naar de studentenverenigingen, zeker als je van het type school kwam waar ik vandaan kwam.

Zelf was ik een brave student. Ik was niet briljant, maar dat helpt soms ook helemaal niet op de universiteit. Ik haalde zonder veel moeite goede cijfers. Ik was ook een naïeve student – echt bleu. Als medestudenten signalen hadden afgegeven dat ik als eerste generatiestudent ‘niet op de universiteit hoorde’, dan was het maar zeer de vraag geweest of ik die had opgepikt. Naarmate ik verder kwam met studeren en uiteindelijk ook promovendus werd, ontdekte ik dat je best nog wel van een dubbeltje een kwartje kan worden. Zolang je maar goed je best doet en een beetje binnen de lijntjes kleurt. Dat is in heel veel internationale academische omgevingen bijna onmogelijk.

Ik voelde bewijsdrang, maar dat was niet aan de universiteit gebonden. Dit had voor mij meer te maken met een verantwoordelijkheidsgevoel. Het stak me als ik een vak niet haalde, maar het was niet gebonden aan de context. Als er ergens problemen ontstonden, dan was dat toen ik promovendus wilde worden. Dat kreeg ik niet voor elkaar en dat heeft me veel tijd gekost. Het kwam vooral doordat ik niet uitblonk als student. Ik had wel twee studies naast elkaar gedaan, maar ik haalde geen negens of tienen. Ik sprong er dus zeker niet uit. Dat maakte het ingewikkeld om te blijven doen wat ik wilde doen, namelijk onderzoek doen. Ik wist precies wat ik wilde, maar ik kreeg het niet voor elkaar. Ik kan me niet herinneren dat ik destijds dacht ‘ik hoor er niet bij’. Dat zou namelijk het geijkte moment geweest moeten zijn om dat te denken.

Maak onzekerheid bespreekbaar
Als je wil betogen dat er verdere emancipatie voor eerste generatiestudenten moet komen, dan is de tijdgeest daar nu slecht voor. Er zijn groteskere problemen. Binnen de universiteit wordt veel gepraat over inclusiviteit en diversiteit, vooral door mensen die het in de praktijk helemaal niet toepassen. Mensen die hier de mond van vol hebben, zijn vaak de mensen die binnen sollicitatiecommissies toch conservatieve keuzes maken. Leiden is bijvoorbeeld erg goed in niet-Europese geschiedenis. Toch lopen hier weinig niet-witte mensen rond, en al helemaal niet in vaste posities. We zitten nog altijd in het stadium dat wanneer we een hoogleraar aanstellen, we zeggen dat het wel heel fijn zou zijn als dat een vrouw was. En toch lukt het vaak niet. Ik denk dat er meer prangende problemen zijn dan de eerste generatiestudent die niet weet hoe je naar college gaat.

Het eerste dat je eigenlijk moet doen, is aangeven dat je onzeker bent. Je zult merken dat mensen met een grote reputatie ook allemaal onzeker zijn. Zij zullen dat vanzelf met je delen, zodra je hier zelf eerlijk over bent. Durf bovendien vragen te stellen, want daar zijn docenten voor. Als studenten aan mij vragen hoe afstuderen werkt, dan leg ik het ze uit tot het moment dat ze het snappen. Twee van mijn vier promovendi zijn eerste generatiestudenten. Ik zie ze daarmee worstelen, maar we maken dit ook bespreekbaar. Ze weten dat ze mij alles kunnen vragen. Docenten zijn er om je te helpen. Het is helemaal niet erg als je dingen verkeerd of stuntelig doet, dat mag allemaal. Al helemaal als je 18, 19 of 20 jaar bent. Je hoeft op die leeftijd nog geen mooi eindproduct te zijn. Dat is misschien makkelijk om zo te zeggen, maar ik geloof hier wel in.

We gaan ten onder aan nog meer papierwerk en nog meer commissies. Ik vind het alleen maar afleiden van wat we hier eigenlijk echt zouden moeten doen: onderwijs geven aan een nieuwe generatie, onderzoek doen, nieuwe dingen ontdekken en nieuwsgierigheid zaaien bij mensen.

 

Opmerkingen

© KNHG 2024 Website: Code Clear