Eerste generatiestudent én stapelaar Pieter Zhao heeft een hoop verschillende onderwijsniveaus doorlopen. Hierdoor heeft hij unieke inzichten opgedaan. In dit interview vertelt Pieter over zijn weg naar de universiteit en reflecteert hij op het onderwijssysteem in Nederland.
Hoe zag jouw weg naar de universiteit eruit?
‘Op de middelbare school heb ik eerst vmbo-tl gedaan, alhoewel mijn advies na de cito-toets zelfs lager dan vmbo-tl was. Dit was heel apart, want mijn daadwerkelijke cito score zou havoniveau moeten zijn geweest. Die vier jaar op het vmbo gingen mij gemakkelijk af. Tijdens mijn tijd op het vmbo had ik altijd goede cijfers, maar ik werd niet gemotiveerd door docenten om een niveau hoger te proberen. Vervolgens ging ik naar de havo, iets wat net als vorige jaren relatief gemakkelijk verliep.’
‘Ik had zelf nooit per se de ambitie om naar de universiteit te gaan. Het is iets wat zich door de tijd heen is gaan ontwikkelen. Toen ik de hbo-opleiding integrale veiligheid aan de Haagse Hogeschool begon, realiseerde ik me dat ook dit me te gemakkelijk afging. Vanaf dat moment kwam de gedachte pas naar boven om naar de universiteit te gaan. Ik had er voorheen niet zo over na gedacht, omdat de mensen in mijn directe omgeving geen universitaire achtergrond hadden.’
‘Iets was mij is opgevallen is dat het onderwijssysteem in principe de kans biedt voor mobiliteit tussen de verschillende niveaus, maar dat dit niet altijd wordt aangemoedigd. Misschien komt dit door hoe het systeem in elkaar zit. In mijn geval vind ik het lastig om te stellen dat mijn basisschooldocent mij verkeerd heeft ingeschat en dat ik hierdoor zo’n omweg naar de universiteit heb moeten nemen. Zo zie ik dat niet echt. Ik zie het meer als een ontwikkeling die tijdens je schoolloopbaan ontstaat. Studenten worden vaker lager ingeschat dan andersom. Het huidige systeem maakt het moeilijk om te kijken of je meer uitdaging aan kan. Ik denk dat dit iets is wat echt beter kan.’
Kun je je nog herinneren hoe je je de eerste paar maanden op de universitaire opleiding voelde?
‘Ik denk, omdat ik zoveel verschillende onderwijsniveaus heb doorlopen best goed was geworden in het aanpassen aan verschillende onderwijsvormen. Daarmee was de overgang van hbo naar de universiteit niet al te groot. Wat me wel opviel: ik was qua achtergrond anders dan de gemiddelde student op de universiteit. Je merkt dat er vooroordelen of stereotypen bestaan over ‘lagere’ onderwijsniveaus. Dit was iets wat vaak terugkwam in gesprekken met medestudenten en ook frustrerend was voor mij. Zodra het over mbo’ers ging draaide de sfeer om en kon ik niet echt meelachen.’
Had je het gevoel dat er sterke verschillen waren tussen jezelf en studenten van wie één of beide ouders of broer(s)/zus(sen) hadden gestudeerd?
‘Je merkt het in kleine dingen dat je qua achtergrond sterk verschilt van andere studenten, iets wat al begint bij middelbare school ervaringen. Ik heb nooit Latijns, Grieks en scheikunde gehad, terwijl veel van mijn medestudenten hier wel over praatten. Dat zijn overigens kleine dingen die ik niet zo zeer erg vind, maar het zijn wel vooral de kleine dingen die je eraan herinneren dat je een andere achtergrond hebt. Alle studies die ik heb gevolgd waren internationale programma’s met veel buitenlandse studenten, waardoor die verschillen wat minder opvallen omdat iedereen per definitie al zo verschillend is. Dit was iets wat ik erg fijn en waardevol vond.’
Wat voor student was jij?
‘Ik was een ijverige student. En die werkhouding is wel een goed punt waarin je volgens mij duidelijk kan merken dat er verschil is tussen eerste generatiestudenten en anderen. Er zijn veel studenten op de universiteit die er met de pet naar gooien. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik mijzelf dat niet kon veroorloven. Ik moest wel mijn best doen, want ik had naast een studieschuld een lange weg doorlopen om überhaupt te kunnen studeren. Dat is iets wat me altijd wel heeft gestoord: er lopen studenten rond die wel tien kansen krijgen, terwijl eerste generatiestudenten eigenlijk maar één kans hebben. Ik denk dat er voor veel eerste generatiestudenten ook extra intrinsieke motivatie nodig is, omdat ze die vanuit huis niet altijd meekrijgen. Voor mij is dit overigens absoluut niet het geval geweest. Mijn ouders hebben me altijd gesteund, maar ik kan me voorstellen dat het voor sommige andere eerste generatiestudenten lastig kan zijn als je niet op begrip kan rekenen vanuit huis.’
Welk advies zou je universiteiten of docenten willen meegeven?
‘Mijn studie was relatief klein, waardoor docenten nauw betrokken waren bij de studenten. Dit is iets wat voor mij echt heeft bijgedragen aan bepaalde stappen binnen de studie, maar ook aan de tijd na mijn studie. Ik studeer nu in Parijs vanwege advies dat ik heb meegekregen van gesprekken met mijn professoren. Dus begeleiding vanuit de universiteit is belangrijk, bijvoorbeeld dat er mensen zijn om bepaalde zaken mee te bespreken. Tegelijkertijd kan ik me voorstellen dat eerste generatiestudenten wellicht niet zo snel gebruik zouden maken van zulk soort diensten, omdat zij doorgaans wat meer op zichzelf zijn. Als je het al die jaren al zelf hebt gedaan, dan ga je op een gegeven moment ook werkelijk alles zelf doen.’
En welk advies/wijze raad zou je willen meegeven aan (toekomstige) eerste generatiestudenten?
‘Van de studenten waarmee ik op het vmbo heb gezeten weet ik dat ik de enige ben die uiteindelijk naar de universiteit is gegaan, maar ik weet zeker dat ik niet de enige ben die dat had aangekund. Daarmee wil ik trouwens niet zeggen dat ik vind dat iedereen naar de universiteit moet gaan. Ik denk alleen dat veel eerste generatiestudenten bij voorbaat al denken de universiteit niet aan te kunnen en het daarom niet proberen. Sluit niets uit voor jezelf en volg je interesses.’