Onder Duitse historici woedt een hevig debat over de rol die de beroepsvereniging van historici zou moeten spelen in het maatschappelijke en politieke debat. Op 14 februari organiseerde het Verband der Historiker und Historikerinnen (VHD), de Duitse zustervereniging van het KNHG, een bijeenkomst met voor- en tegenstanders in dit debat in Berlijn. Tweehonderd historici uit het gehele land waren er op afgekomen en lieten zich af en toe op beschaafde wijze, door te klappen, van zich horen als ze zich in een van de sprekers konden vinden. De centrale vraag tijdens deze bijeenkomst was: is geschiedenis een (on)politieke wetenschap?
Na de vorige verkiezingen in Duitsland (late voorjaar 2018), waarbij de extreemrechtse politieke partij Alternative für Deutschland (AfD) een grote winst behaalde, klommen twee historici in de pen. Zij schreven een tekst waarin zij stelling namen tegen de polarisering en de groeiende xenofobie in het maatschappelijk debat over onderwerpen als migratie en nationalisme. Vervolgens stuurden zij de tekst naar twaalf collega’s (die vervolgens de bijnaam ‘’de twaalf apostelen’’ kregen) en vroegen hen om commentaar. Daarna is de tekst ingediend ter bespreking op de algemene ledenvergadering van de VHD in Münster die tijdens de 52e Historikertag afgelopen september plaatsvond. Voorafgaand aan de stemming op de algemene ledenvergadering organiseerde de VHD een aantal discussiesessies over de tekst waar voor- en tegenstanders zich konden uitspreken en tekst amendementen konden voorstellen. De resolutie moet, aldus de voorstanders, gezien worden als een oproep aan historici om niet aan de zijlijn in het maatschappelijk debat te blijven staan. Uiteindelijk nam de ALV de resolutie aan na een openbare stemming, en dit is een van de pijnpunten in het debat.
Een deel van de leden heeft, nadat de resolutie was verspreid door de VHD, de media opgezocht. Vooral de tegenstanders hebben zich in artikelen in kwaliteitskranten zoals de Frankfurter Allgemeine Zeitung (FAZ) gekeerd tegen de inhoud van de resolutie én tegen het feit dat de beroepsvereniging van historici zich politiek uitspreekt. Vanzelfsprekend lieten ook de voorstanders van deze resolutie vervolgens van zich horen. Dit alles was aanleiding voor het bestuur van de VHD om deze grote bijeenkomst te organiseren waar voor- en tegenstanders met elkaar en met de leden van de vereniging in de zaal in gesprek gingen.
“Bij de opstellers van de resolutie overheerste het gevoel dat we ‘iets moesten doen’. Als krantenlezer vraag ik me af ‘wat’ we moesten doen en ‘wie’ moest wat doen? Is dit Zivilcourage?’’ aldus Thomas Maissen, directeur van het Duits Historisch instituut te Parijs. De kern van zijn onbehagen lag bij de vraag of “we iets als burger [moeten doen] of als beroepsvereniging”. In zijn optiek, en dat gevoel wordt door de tegenstanders van de resolutie breed gedeeld, is het aan de burger en niet aan de beroepsvereniging om zich uit te spreken door middel van een resolutie. Want, zo zei hij, “als vereniging hebben we een groot belang om ons niet op het politieke vlak te begeven.’’ Hierop reageerde Ute Frevert, een van de uitgesproken voorstanders van de resolutie, door te stellen dat het juist ongemakkelijk zou zijn wanneer historici zich als burger zouden uitspreken en de vereniging zou zwijgen. “We moeten offensief optreden, maar’’, zo voegde zij daar aan toe, “wel op entradicalisierte Weise’’.
De vraag waar het al snel om draaide in de discussie was: Wat kan of mag de beroepsvereniging van historici doen? Voordat deze vraag beantwoord kon worden, scherpte een van de tegenstanders de vraag aan door te stellen dat de vraagstelling moest zijn: “Wat moet de vereniging doen?’’ Dit leverde aardig wat beschaafd verbaal vuurwerk op waarbij de positie van de panelleden duidelijk zichtbaar werd. De tegenstanders van politieke stellingname beargumenteerden dat als historici gaan voorschrijven wat geschiedwetenschap moet doen of opleveren, we ons snel “in de keuken van de duivel’’ zullen bevinden. Een beroepsvereniging moet in hun ogen opkomen voor de belangen van het vak en strijden voor de openbaarheid van archieven, de toegankelijkheid van bronnen en de onafhankelijkheid van onderzoekers. Het is niet verrassend dat de voorstanders daarop antwoordden dat geen politieke stellingname op heikele onderwerpen ook een politieke positie is en daarmee de vereniging zich niet neutraal of objectief opstelt maar juist impliciet stelling neemt. Tijdens deze discussie werd wel duidelijk dat er sprake is van twee stromingen met fundamenteel andere zienswijzen die na dit debat niet echt nader tot elkaar zijn gekomen.
De voorstanders benadrukten dat er geen sprake is van een verborgen agenda. “Onze agenda is de tekst. Wij willen de vereniging niet politiseren. We hebben stemming in de vereniging aangevoeld en daar naar gehandeld. Dat we hier nu zitten is bewijs dat er iets leeft onder de leden. Daarom is de resolutie algemeen gesteld en met opzet niet geadresseerd aan een persoon of organisatie.’’ Daarnaast werd benadrukt dat de resolutie weliswaar een politiek statement is maar dat er geen partijpolitieke doeleinden mee gemoeid zijn. “Noch schrijft de resolutie voor hoe een en ander politiek vormgegeven zou moeten worden.’’ Hier brachten de tegenstanders tegenin dat de kernopdracht van historici is dat zij onderbouwde antwoorden geven op historische vragen. Historici kunnen zich als burgers prima politiek uitspreken maar niet als collectief. En daarmee was de discussie rond. Voorzitter Eva Schlotheuber van de VHD zei in haar slotwoord dat wat haar betreft de beroepsvereniging zich politiek mag uitspreken maar dan wel bereid moet zijn om ook het interne debat te voeren over die politieke uitspraken. “We staan aan het begin van rekenschap geven van onze woorden. Deze bijeenkomst is een eerste grote stap daartoe.’’ Wat haar betreft was het een spannende maar geslaagde middag.