Wat fijn, twee dagen lang horen wat anderen vertellen over hun ervaring met publieksgeschiedenis. Meestal ben ik het die aan verschillende groepen vertelt wat een educator nu eigenlijk doet in een museum: een vertaalslag maken tussen onderzoek en publiek. In mijn geval is dat het mooiste museum van Nederland: Museum Catharijneconvent in Utrecht.
De plek waar de Historicidagen plaatsvinden is natuurlijk ook geweldig. Het brengt me in een wat nostalgische stemming: de kamer waar ik mijn doctoraal middeleeuwse geschiedenis ontving van Prof. Dr J.M. van Winter. Hoorcolleges op maandagochtend om 9.15 uur (de traditie van het academisch kwartiertje bestond toen nog) in Achter de Dom en kandidaatsuitreikingen in de Senaatszaal. Een stukje persoonlijke geschiedenis ligt daar in de collegezalen, op de trappen van het Academiegebouw en de keitjes van het Domplein. En ja, mevrouw van Winter was er als eregast.
Maar voor nostalgie kom ik niet naar de Historicidagen. Het is moeilijk kiezen tussen alle interessante sessies en panels. Ik ben vooral benieuwd naar hoe anderen omgaan met de spanning tussen de grote geschiedenis en de persoonlijke ervaring en het eigen verhaal. Met dit in het achterhoofd heb ik onderdelen uit het programma gekozen.
Want als museum doen we veel: tentoonstellingen maken, veel publiek ontvangen en ze een ‘onvergetelijke’ ervaring geven, museumlessen maken, lezingen geven en activiteiten programmeren en publieksparticipatie. Het valt me tijdens de bijeenkomsten op dat de vakhistorici het museum als een goede plek zien om historisch onderzoek te presenteren. Ik hoor verscheidene keren ‘educatieve taak en cognitieve verwerking’ maar ook ‘musea kunnen niet waarmaken wat ze beloven’. Deze spagaat kom ik in de parallelsessies tegen en ik ken het natuurlijk ook uit de eigen praktijk.
Want in hoeverre doen bijvoorbeeld persoonlijke verhalen recht aan de historische realiteit (parallelsessie publieksgeschiedenis, musea en burgerschap)? Kan er wel een vergelijking gemaakt worden met het verleden? Het voorbeeld van persoonlijke verhalen in het lesprogramma van het Anne Frank Museum is aangrijpend. Maar zorgen die verhalen voor een beter begrip van de gebeurtenissen? Professor Grever benadrukt de cognitieve verwerking die na het lezen en ervaren van dit soort verhalen moet volgen. En dat is ook mijn eigen ervaring. De verhalen zorgen voor interesse. Daarna gaat het erom om de sprong naar het verleden te maken. Maar kun je die vergelijking wel maken?
Deze vraag werd beantwoord in het debat Met de kennis van gisteren. Ja, het kan, mits er duidelijk wordt gemaakt dat het een vergelijking is en er op gewezen wordt dat er ook verschillen zijn. Maar wat vindt het publiek van deze distantie, objectiviteit en onafhankelijkheid? Dit zijn geen gemakkelijke vaardigheden en vragen wel wat van, in mijn geval, de museumbezoeker. Creatief zijn in het zoeken naar vergelijkingen en interessante parallellen en zorgen voor een veelvoudig perspectief is een antwoord. In de parallelsessie Interactie tussen geschiedbeoefenaren en hun publiek: vervagende en nieuwe grenzen komt dit ook aan de orde. Hier gaat het om een andere doelgroep: leden van locale historische verenigingen. In deze sessie wordt het belang van participatie benadrukt. Het is voor mij verhelderend om te ervaren dat publieksparticipatie ook in die sector ingewikkeld maar vooral waardevol is. Er zijn een paar mooie projecten gepresenteerd en ik vergeet Sneuper, het Friese woord voor iemand die uit liefhebberij historisch onderzoek doet, nooit meer.
Participatie is ook het onderwerp bij de sessie Emotienetwerken: workshop over erfgoeddynamiek, die gaat over het waarderen van erfgoed. Hoe geef je betekenis aan voorwerpen uit de buurt? Hoe zorg je ervoor dat verschillende stemmen verzameld worden in plaats van één visie? Met aansprekende werkvormen wordt aan ons zichtbaar gemaakt hoe je dit kunt aanpakken. Het mooie van geschiedenis is natuurlijk dat er ruimte is voor alle stemmen. Die zorgen voor een echt, genuanceerd beeld.
Als laatste noem ik de workshop De klank van geschiedenis. Een piano in de Senaatszaal, een publiek dat uitgenodigd wordt om mee te doen en mee te spelen. En ondertussen krijgen we allerlei kennis en context op de juiste manier aangereikt, geweldig. Door het verhaal over Sjostakovitsj luister ik vanaf nu anders naar muziek. Composities zijn, zoals Thera Klaassen zegt, de verklanking van het maatschappelijke.
Gonzend van ideeën ben ik naar huis gegaan: werkvormen die direct toepasbaar zijn, anderen waar ik nog over moet nadenken. Mag ik snel weer zo’n bijeenkomst?
Anite Haverkamp
Senior educator Museum Catharijneconvent Utrecht