Op THATcamp is veelvuldig gediscussieerd over het integreren van DH in onderzoek en onderwijs. Het gebruik van DH in de onderzoekspraktijk roept onherroepelijk vragen op over wat je de huidige humanities student (verplicht) wilt leren over DH en wat je hem/haar verder wilt aanbieden om zicht te kunnen specialiseren. Op verschillende plaatsen in het land, Amsterdam, Utrecht, Groningen, Nijmegen, Rotterdam wordt expliciet universitair DH onderwijs gegeven dan wel ontwikkeld. Daarnaast is er DH onderwijs dat is geïntegreerd met het reguliere aanbod, waar moeilijker zicht op is te krijgen. Fernie Maas (VU, coördinator van de ontwikkeling van de e-humanities minor VU/UvA) stelde in samenwerking met Serge ter Braake (VU, kwartiermaker keuzepakket e-humanities geschiedenis) een sessie (http://thehague2014.thatcamp.org/2014/01/13/sessie-ehumanities-onderwijs/) voor om te inventariseren wat voor DH onderwijs er in Nederland (en België) wordt gegeven en ontwikkeld en wat de ervaringen zijn van het onderwijs dat al loopt.
Tijdens deze sessie gaf Stef Scagliola van de Erasmus Universiteit Rotterdam een uitgebreide presentatie over haar ervaringen met het DH onderwijs aldaar, ondergebracht in een facultatieve minor (http://www.erasmusdigital.nl/) . Tijdens de discussiesessie over de laatste BMGN (middagsessie) was onderwijs wederom een punt van aandacht.
Samengevat kwamen de discussanten, naar de bescheiden mening van ondergetekende, tijdens beide sessies tot de volgende constateringen:
1) Er waren in Rotterdam problemen om organisatorisch gezien structureel plaats te creëren voor DH in het onderwijs (want waar 1 cursus nieuw is moet een andere cursus sneuvelen). Om die reden zit het DH onderwijs in Rotterdam in de minor.
2) DH onderwijs wordt vaak gegeven door jonge mensen met tijdelijke aanstellingen, wat continuïteit in het onderwijs bemoeilijkt. Om die reden worden de colleges in Rotterdam opgenomen, met helaas wisselend resultaat.
3) Het is moeilijk een goede balans te vinden bij het materiaal dat je ieder college aanbiedt, gezien de heterogeniteit, inhoudelijk/technisch, van de doelgroep.
4) De vraag is hoe een ontwerpopdracht bij een DH cursus het beste beoordeeld kan worden. Conventionele toetsingscriteria voor de humanities volstaan daarbij niet. Het is logisch om meer de computer science kant van beoordelingen op te gaan, waar veel meer waarde wordt gehecht aan het proces dat tot het eindproduct heeft geleid. Een dergelijke toetsing vergt echter een zekere cultuuromslag bij zowel de studenten als de docenten.
5) Het is niet eenvoudig om binnen een DH minor een pakket aan te bieden van samenhangende vakken, die tegelijkertijd ook los te volgen zijn.
6) DH discussies worden vaak gedomineerd door bibliothecarissen en archivarissen. Het is zaak voor universiteiten om van die expertise van buiten gebruik te maken.
7) Weinig studenten in Rotterdam hebben alle vakken uit de minor gevolgd. Ze vonden het meest technische vak toch ‘een beetje eng’.
8) Het technische niveau dat van een DH student verwacht mag worden is een punt waar nog goed over gediscussieerd moet worden. Moet een DH student bijvoorbeeld kunnen programmeren en zo ja, in welke mate? En hoe verhoudt zich dat tot het basisniveau dat je van iedere humanities student van dit moment mag verwachten?
9) Het is de vraag of DH een apart programma moet hebben dat vanuit verschillende curricula gedaan kan worden of dat het volledig geïntegreerd moet worden in het onderwijs als een pakket van basisvaardigheden die van iedere student verwacht mag worden. De beste oplossing is vermoedelijk geleidelijke integratie (op basisniveau), met mogelijkheden tot verdere specialisatie voor de geïnteresseerden (gevorderd en expertniveau).
10) Technische scholing van de huidige universitaire docenten is noodzakelijk om integratie van DH in het reguliere onderwijs mogelijk te maken. Zij moeten daar wel de tijd voor krijgen van hogeraf.
11) Op de CLARIAH website wordt op dit moment geïnventariseerd waar in Nederland en België welk DH onderwijs wordt gegeven: http://www.clariah.nl/en/dodh
12) Niet iedere universiteit moet zelf weer het wiel uitvinden (zo heeft Rotterdam een glossary met key concepts en zou het nuttig kunnen zijn datasets waarmee gewerkt kan worden uit te wisselen). Er is behoefte aan een landelijk overlegorgaan van mensen die zich bezighouden met het ontwikkelen en verder verbeteren van DH onderwijs. Fernie Maas gaat kijken welke mogelijkheden daarvoor zijn.
Serge ter Braake