
Op 27 november vond het KNHG-najaarscongres met het zeer interessante thema ‘Antisemitisme in Nederland sinds 1800, geschiedenis & doorwerking’ plaats in OBA Oosterdok in Amsterdam.
Een thema dat, ondanks de lange geschiedenis van besprekingen, steeds actueler lijkt te worden. Een zestigtal geschiedenisfanaten waren aanwezig, klaar om nieuwe inzichten op te doen. Vanaf kwart over negen druppelde iedereen binnen, nam wat te drinken en keek om zich heen wie er nog meer was voordat iedereen plaatsnam in de OBA Forumzaal.
KNHG-directeur Antia Wiersma opende de dag met de uitleg dat het KNHG het onderwerp koos naar aanleiding van recente gebeurtenissen, met de toevoeging dat het de bedoeling was dat alle aanwezigen zich gedurende de dag op enig moment ongemakkelijk zouden voelen. Dat maakte mij vooral erg enthousiast voor wat er nog zou komen!
Vervolgens introduceerde ze de eerste vier sprekers. De lezing van Sietske van der Veen diende als een heldere introductie op het onderwerp antisemitisme, waarin de ontwikkeling vanaf de introductie van de term tot de naoorlogse periode overzichtelijk werd gepresenteerd. De daaropvolgende drie lezingen sloten chronologisch en thematisch goed aan op de eerste presentatie. Het was een intensieve, maar interessante start van de dag.
Na deze lezing was het tijd voor de sessierondes. Naast de Forumzaal waren er ook sessies in de Keizerszaal, wat gelukkig nog geen minuut lopen was. De eerste sessieronde bood de keuze tussen ‘Protestantse representaties van Joden’ en ‘Antisemitisme en racisme in onderwijs en erfgoed’, waar ik heen ging. Tijdens deze sessie presenteerden drie experts hun onderzoek naar de wijze waarop slavernij en de Holocaust worden onderwezen, herdenkingspraktijken in erfgoedinstellingen, en methoden om antisemitisme in het onderwijs te voorkomen en te bestrijden: allen met fascinerende inzichten! Aansluitend was er ruime gelegenheid voor vragen uit het publiek, wat resulteerde in een levendige discussie met enorm interessante en onverwachte vragen.
Nadat we zoveel informatie tot ons genomen hadden, hadden we allemaal wel een lunchbreak nodig om het met elkaar te verwerken. Er stonden allemaal rijkbelegde broodjes met fruitsappen klaar waar iedereen goed van genoot. Dit was ook de tijd om gezellig met elkaar kennis te maken voordat de volgende sessieronde begon. Deelnemers konden kiezen tussen lezingen over antisemitisme voor en na de oorlog, en een sessie over de in- en uitsluiting van Joden in de vrijetijdscultuur voor de oorlog. Deze eerste optie was erg divers, wat mijn aandacht er goed bij hield! Miriam Keesing betoogde bijvoorbeeld dat het antisemitisme in de jaren '30 minder mild was dan vaak wordt aangenomen. Daarna besprak Roy Shukruns dit onderwerp met een verhaal over een Duits-Joods vluchtelinggezin dat dankzij zakelijke contacten kon onderduiken, waarna Hans Wallage een academisch maar erg boeiend betoog hield over de perceptie van het verschil tussen antizionisme en antisemitisme in de periode 1950-1980. Deze variatie zorgde dat iedereen er goed bij bleef.
Na nog een theepauze begon alweer het laatste deel van het congres. We sloten af met een slotpanel met vijf panelleden die experts zijn op het gebied van antisemitisme. Bart Wallet, Dienke Hondius, Emile Schrijver, Marjonne Maan en Maurits de Bruijn deelden hun inzichten over diverse onderwerpen, waaronder de wijze waarop antisemitisme vaak wordt besproken, het belang van persoonlijke verhalen in het onderwijs en de literatuur, het CABR-archief, en de representatie van de Holocaust als een specifiek Joods thema. Dienke Hondius sloot af met de vraag om meer actie en minder passiviteit en Marjonne Maan legde een link met de allereerste introductie met de roep om ongemakkelijke gesprekken aan te gaan. De echte afsluiter kwam toen Atta de Tolk een erg indrukwekkend spoken word performance gaf waarbij de hele zaal muisstil was. Hierbij stelde hij onder andere de vraag: als we niet leren van het verleden, wat is het heden dan nog waard?