Dossier Eerste Generatiestudenten – Carolien Boender

Carolien Boender

Carolien Boender is voormalig eerste generatiestudent en inmiddels docent aan de Universiteit Utrecht bij de afdeling Politieke Geschiedenis. Ze doet aan de Universiteit Leiden promotieonderzoek naar het voortbestaan van stedelijk burgerschap tussen 1747 en 1848 in de Nederlanden. Haar expertises zijn stadsgeschiedenis en de geschiedenis van burgerschap in de achttiende en negentiende eeuw. In dit interview vertelt Carolien over haar ervaringen als eerste generatiestudent.

Kan je je nog herinneren hoe die eerste paar maanden op de universiteit waren?
‘Jazeker, het was een hele nieuwe wereld waar ik me ineens in begaf. Ik ervoer relatief een gat in kennis. Ik kan me herinneren dat er in werkcolleges best wel wat voorkennis nodig was en dat zat hem dan bijvoorbeeld in taal. Dan heb ik het over ingewikkelde woorden, maar ook bepaalde voorkennis van andere talen. Ik had gewoon vwo gedaan, dus ik had wel Engels en Duits gehad, maar de manier waarop die in de studie en het taalgebruik van docenten verweven zaten, was heel anders dan ik gewend was van de middelbare school.’

Had je überhaupt het gevoel dat er sterke verschillen waren tussen jezelf en studenten waarvan de ouders wél gestudeerd hadden?
‘Ja, en dat zat hem met name in mijn gevoel dat zij een bredere algemene ontwikkeling hadden genoten. Ik heb een tijd lang het gevoel gehad dat ik door mijn ouders niet was voorbereid op de universitaire wereld, maar ik ben gaandeweg gaan zien dat ze mij op een andere wereld hebben voorbereid. Ik kom zelf uit een agrarisch milieu en ze hebben mij leren banden plakken, trekker rijden, geiten melken en groente kweken. Daardoor heb ik een andere set vaardigheden van hen meegekregen dan die ik nu in mijn dagelijks leven nodig heb. Desalniettemin zijn het vaardigheden die hun eigen waarde hebben en misschien sluit het niet helemaal aan bij waar ik uiteindelijk voor heb gekozen, toch is die set óók waardevol.’

‘Ook merkte ik het in financieel opzicht. Ik moest vanaf het begin van mijn studie zelf bekostigen, terwijl er heel veel andere studenten waren wiens ouders de huur van de kamer of het collegegeld betaalden. Hoewel ik gebruik kon maken van de basisbeurs en aanvullende beurs, stond ik financieel helemaal op eigen benen. Die financiële onafhankelijkheid bracht voelbare verantwoordelijkheid met zich mee. Ik wilde héél graag nominaal studeren omdat ik bang was voor de financiële gevolgen. Uiteindelijk heb ik tijdens mijn master een halfjaar vertraging opgelopen doordat de combinatie van stage lopen en tegelijkertijd een scriptie schrijven op dat moment niet werkte voor mij. Daar heb ik echt stress van gehad, omdat het betekende dat ik een halfjaar langer voor inkomen moest zorgen.’

Uit onderzoek blijkt dat eerste generatiestudenten vaak het gevoel hebben te vertrekken uit de ene wereld en niet helemaal lijken aan te komen in de ander. Hoe heb jij dit ervaren?
‘Dat gevoel is heel herkenbaar, tot op de dag van vandaag. Het is een moeilijk te verklaren gevoel. Het is, denk ik, dat ik op cruciale momenten het gevoel heb dat ik iets anders ben dan de rest, of iets niet heb wat anderen wel hebben.’

Wat voor een student was je?
‘Ik was heel erg ijverig. Ik denk dat als ik mijzelf in mijn collegezaal zou hebben gehad, ik me wel eens aan die ijver zou hebben geërgerd. Soms zit in dat ijverige ook een verlangen om gezien te worden en ik had mezelf daarin wat meer ontspanning toegewenst. Naast dat ik ijverig was, had ik oprecht plezier, want ik vond (en vind) geschiedenis een fantastisch onderwerp. Door die financiële stress had ik ook het gevoel dat ik keihard moest werken, want ik moest er niet aan denken wat er zou gebeuren als ik mijn vakken niet zou halen.’

Welk advies zou jij universiteiten willen meegeven?
‘Ik zou eerder tegen individuele docenten willen zeggen: ‘Maak klasse onderwerp van gesprek in de collegezaal’. We hebben momenteel met name aandacht voor etniciteit en gender, wat heel relevante onderwerpen zijn, maar wanneer je naast deze onderwerpen ook klasse bespreekbaar maakt, krijg je weer hele andere gesprekken en vallen er opeens ook hele andere kwartjes bij studenten.’

Hoe pak je dit zelf aan als docent zijnde?
Ik leg studenten zelf vaak als het over de negentiende eeuw gaat, waar iets als de standenmaatschappij gegarandeerd aan bod komt, de vraag voor of ze denken dat er in onze huidige maatschappij nog steeds standen of klassen zijn. Ik vraag ze dan ook in hoeverre ze het gevoel hebben dat het in Nederland uitmaakt waar je wieg staat. Ik merk op zulke momenten dat studenten die aangeven uit hogere sociale klassen te komen vaker het gevoel hebben dat er minder verschil bestaat, terwijl studenten die ouders hebben die allebei met hun handen werken wel die verschillen ervaren. Zulke gesprekken geven studenten veel inzicht in het verleden, maar ook in hun eigen positie ten opzichte van hoe zij het verleden bestuderen.

Heb je nog wijze raad voor eerste generatiestudenten?
‘Je hoeft het feit dat je een eerste generatiestudent bent niet te ervaren als een achterstand. Ik heb het zelf in mijn studententijd wel zo ervaren, maar ik heb gaandeweg geleerd om alle bijzonderheden uit mijn eigen achtergrond ook te zien als iets dat hoort bij mijn eigenheid. Het feit dat je een eerste generatiestudent bent, is daar onderdeel van. Los daarvan zou het goed zijn als we met elkaar echt oog krijgen voor de extra stress die je als eerste generatiestudent kunt ervaren, wanneer je moet navigeren in de universitaire wereld.’

Opmerkingen

© KNHG 2024 Website: Code Clear