Vanuit het Clio Fonds heeft Karina Meeuwse een toekenning gekregen voor haar publicatie over de Dokkumse kostschoolhouder Marinus Pruim in de 19e eeuw. Namens het KNHG willen wij haar van harte feliciteren!
Foto: Ruud Pos
In juni 1863 toog de toen 54-jarige Marinus Pruim, kostschoolhouder van de Franse School in Dokkum, naar Den Haag om op audiëntie te gaan bij de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, J. R. Thorbecke. Ten einde raad wilde hij hem de onmogelijke situatie voorleggen waarin de onderwijswet van 1857 hem op indirecte wijze, en de gemeenteraad van Dokkum hem op directe wijze, hadden gebracht, in de hoop dat de door hem bewonderde staatsman hem zou kunnen helpen. Martinus Pruim werd die dag niet eens ontvangen en keerde onverrichterzake terug naar Friesland. Ruim twintig jaar eerder was hij met zijn vrouw Koosje in Dokkum begonnen om van een zieltogend schooltje een bloeiende kostschool te maken, druk bezocht door jongeheren uit de betere boerenstand. Het echtpaar was geliefd onder de notabelen van het stadje, waar hun zes kinderen opgroeiden. De problemen begonnen toen de gemeente flirtte met de mogelijkheid van een Hogere Burgerschool in hun stad, waardoor de kostschool uit de gratie raakte en de toelage van Pruim verminderde. Ongelukkigerwijs vielen deze bezuinigingen samen met de periode waarin de kinderen van Pruim oud genoeg waren om een bestemming in het leven te vinden. Het boek vertelt op basis van egodocumenten het tragische leven van een liberaal gezin in het 19e eeuwse Dokkum dat het volk wil verheffen door kennis, maar dat zelf door de elite die ze zo trouw dient ten val komt.