“Wat een opkomst!” of de ondergang van de betrokken promovendus

Burn-out en depressie bij Leidse en Delftse promovendi’, las ik op de voorpagina van het Leids Dagblad op woensdag 14 juni. Zo feestelijk als het Leidse Academisch Jaar opent, zo somber nadert zij de sluiting. Leidse promovendi ervaren een ‘hypercompetitieve sfeer’ bij het uitvoeren van hun onderzoek, blijkt uit onderzoek van het Leidse Centrum voor Wetenschaps- en Technologiestudies.  Wat zegt deze krantenkop over mij, een Leidse promovenda?

“Wat een opkomst!”, riep Maarten Prak geanimeerd toen hij de volle VOC-zaal inkeek voordat het KNHG-congres ‘Nieuwe staat, nieuwe burgers? ’ op 12 mei l.l. van start ging. “Amai, jullie zijn met veel”, verbaasde ook Brecht Deseure zich over het aantal bezoekers toen hij plaatsnam achter de microfoon. Ik zat op de eerst rij en wachtte geduldig tot het mijn beurt was om het publiek toe te spreken over mijn promotieonderzoek naar de vergaderpraktijk van de Staten-Generaal. De eerste slok bier na afloop smaakte als Gods Woord in een ouderling. “Wanneer lever je in?”, vroeg Prak. “Augustus 2019”, was mijn antwoord. “Oh, nou dan ga ik nog even wat anders doen.” En weg was hij.

Zes dagen later liep ik voor een groep promovendi uit over de kaai langs de Leie in Gent. Samen met mijn medeleden van de promovendiraad van de Onderzoeksschool Politieke Geschiedenis was ik daar organisatorisch van dienst. Dat houdt vooral mailen, reserveren, tellen, bestellen en aansporen tot doorlopen in. Uitpuffend boven een goeie pot Vlaamse kost informeerde een collega naar mijn dissertatie en of ik daar überhaupt nog aan toekwam. “Sorry, maar dat is wel het laatste waar ik op dit moment over wil praten. Het gaat prima met mijn onderzoek. Als jij over je boek wil praten, brand los, maar over dat van mij hoor je nu niks.”

Precies het bewaken van deze grens, behoedt mij voor de boodschap in de krantenkop. De promovendus bestaat niet. Elke promovendus voert zijn of haar onderzoek op haar of zijn manier uit. Naast onderzoeker moet een AiO bovendien sporen verdienen als docent, organisator en whizzkid. Natuurlijk heeft het delen van ervaring vele voordelen, maar tegelijkertijd ontstaat – bij mij althans – al gauw de indruk dat ik achter de feiten aanloop.

Het venijn van het Academisch Jaar zit hem wat dat betreft in de staart. We hoppen van workshop naar congres, de NWO-carrousel draait op volle toeren en thuis leunen we op de bank tegen een stapel nakijkwerk. ‘Hoe zijn jouw perspectieven voor een wetenschappelijke carrière hier in Nederland?’, informeerde de Britse spreker die ik opwachtte in de hotellobby op weg naar weer een workshop. Hier kan ik mijn antwoord achterwege laten.

De vraag op zich raakt immers aan de krantenkop en geeft mij geregeld kopzorgen. Ik ben ervan overtuigd dat juist de inbedding van promovendi als volwaardige werknemers hen maakt tot de basis van de toekomstige universitaire gemeenschap. Deze gemeenschap functioneert voor een groot deel op basis van intrinsieke motivatie van haar leden om betrokken te zijn. Gelukkig nemen universiteiten steeds meer verantwoordelijkheid voor de steeds grotere hoeveelheid doctoren die zij de arbeidsmarkt op sturen. Het wordt tijd dat werkgevers buiten de ivoren toren inzien dat een gepromoveerd historicus niet vijf jaar lang heeft zitten verstoffen in een archief. De verbreding van het promotierecht lijkt mij dan weer een twijfelachtige ontwikkeling in deze. Beter aansluiten bij ‘de internationale ontwikkelingen’ en gelijkstelling aan de in Angelsaksische wereld gangbare PhD-graad rieken toch naar een hernieuwde opkomst van de bursaal?

Foto: Nationaal Archief

“Historici lijken wel getrouwd te zijn met de gedachte dat de opkomst van iets nieuws, automatisch leidt tot de ondergang van het bestaande,” betrapte Judith Pollmann de dialectiek die schuilt in veel historische redeneringen tijdens het slotdebat op het KNHG-congres. Ik beken schuld en koester daarom hoop dat de veranderingen in de aanstelling en begeleiding van promovendi geenszins het einde inluiden voor hun betrokkenheid bij de universiteit.

 

afbeelding van Lauren Lauret Lauren Lauret

Opmerkingen

© KNHG 2024 Website: Code Clear