Verdient het jongste jaarcongres van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap eigenlijk wel zoiets ouderwets als een uitgeschreven sfeerverslag? De bijeenkomst van afgelopen vrijdag in het Rijksmuseum was namelijk geheel doordesemd van vernieuwing en verandering. Scherp gesneden filmpjes en vlotte digitale interactie bleken gedeeltelijk in de plaats te zijn gekomen van aloude congresvormen als statige lezingen en slecht verstaanbare publieksvragen. Graag verwijs ik daarom eerst naar twitter, waar een uitstekend overzicht van de hele dag te vinden is. Een kort digitaal archiefonderzoek bevestigt bovendien: #KNHG16 was landelijk trending. Toehoorders en thuiszitters konden dus gelijktijdig genieten van het innovatiefs dat het Jaarcongres te bieden had – met op het podium een prominente rol voor veel van uw trouwe correspondenten.
Bestuur Jong KNHG
Hopelijk zal de lancering van Jong KNHG de meest ingrijpende vernieuwing blijken. Met een avant-gardistische deconstructie van het concept openingszin lanceerde voorzitter Marieke Oprel deze club voor aanstormende historici. Ed Jonker sprak in zijn repliek op de symbolische handreiking van de jeugd over de lethargie en toekomstzorgen die het Historisch Genootschap twintig jaar geleden in hun greep hielden. Daar is weinig meer van over. Zelfs de slogan van dit Jaarcongres klonk dynamisch: ‘Samenwerken voor geschiedenis’. Dit samenwerken kreeg op 4 november vooral gestalte in de discussie over de wenselijkheid en inhoud van een ethisch handvest voor historici. Toch, het meest dwingende vraagstuk van de dag ging niet over ethische dilemma’s en ‘best practices’, maar over de grenzen van het ‘samenwerken’. Waar houdt het ‘samen’ van het ‘samenwerken voor geschiedenis’ eigenlijk op?
Dynamiek en ethiek
Over de grenzen van de beroepsgroep ging het al bij de eerste spreker, Berber Bevernage, en zijn keynote ‘State sponsored history after 1945’. Als ‘teaser’ van een nog te verschijnen bundel gaf Bevernage een inleidende beschouwing op de verschillende verhoudingen tussen staatsinstellingen en de historische beroepsgroep. De boude tegenstelling ‘dienstbaarheid versus verzet’ zegt volgens Bevernage maar weinig over de vaak zeer dubbelzinnige en ambivalente relaties tussen historici en staten. Die dubbelzinnigheid uit zich in de spanningen tussen officiële ontkenning en erkenning, tussen staatsrepressie en de statelijke waarborg van academische autonomie. Staten beïnvloeden professionele geschiedschrijving door geldschieten, wetgeving en rechtspraak, of, zoals Bevernage stelde bij het voorbeeld van publieksgeschiedenis, door een bepaald onderzoeksveld te laten baden in de ‘gloed van het officiële’.
Samenwerkingen tussen historici en staatsinstellingen bestaan en deze samenwerkingen gaan lang niet altijd over academische corrumpering door de macht. In de paneldiscussie over beroepsethiek voor historici die het ochtendprogramma afsloot ging het eveneens over het doen van historisch onderzoek in staatsopdracht. Marjan Schwegman vertelde over haar onderzoekservaringen in de Commissie-Davids en noemde het groepsproces en de nauwe samenwerking tussen de verschillende commissieleden een van de voornaamste waarborgen van onafhankelijkheid. De kracht van de presentaties in dit panel was dat alle deelnemers teruggrepen op hun eigen beroepspraktijk en met sprekende voorbeelden kwamen. De ethische kwesties die de panelleden daarmee treffend illustreerden liepen uiteen van de persoonlijke levenssfeer van historische individuen (Joost Vijselaar), het anonimiseren van persoonsgegevens (Sophie Olie), de dwingende invloed van nationale culturele tradities op historisch onderzoek (Maartje van de Kamp) en de recent zo veelbesproken rol van de historicus als publiek en educatief figuur (Renée ten Cate).
Pitch Maartje van de Kamp
Met zo’n rijk belegd mijnenveld van netelige en controversiële onderwerpen kon de discussietijd die op de presentaties volgde niet anders dan schromelijk kort zijn. Bovendien vrat een digitale vox pop met de hele zaal een aanzienlijk deel van de spaarzame minuten op. Als millennial zonder smartphone of tablet had ik tijdens deze volksraadpleging per app handen en ogen vrij om de resultaten real time op het projectiescherm te zien verschijnen. Ik zag de stelling ‘Historici mogen nooit oordelen’ weinig verrassend met 98 tegen een recalcitrante 2 procent ten onder gaan. Bij het woordveld ‘beroepsethiek’ keek ik toe terwijl ‘controleerbaarheid’ tot allesverslindende proporties groeide terwijl, naast het gevatte ‘pijnboompitjes’, termen als ‘zelfreflectie’, ‘kritisch’ en ‘autonomie’ merkwaardig klein bleven. Erg verhelderend.
Woordeveld beroepsethiek
Een grijns van haaientanden
Na de gewichtige eerste helft van het programma, waarover we middels de werkgroep beroepsethiek ongetwijfeld nog meer gaan vernemen, leek de middagsessie wat feestelijker te worden. De agenda bood blik op tal van prijsuitreikingen. Zo ging de (eveneens geheel nieuwe) Low Countries History Award voor het beste artikel uit de afgelopen drie jaargangen van BMGN-Low Countries Historical Review naar Tjamke Snijders. Voor Elise van Alphen was er de Saskia Poldervaartprijs en Barbara Henkes mocht de oeuvreprijs van de Werkgroep Andere Tijden in ontvangst nemen.
Van al te veel feestelijkheid op de namiddag wordt een congresbezoeker echter maar gezapig. Als tegenwicht voor de jubel was er daarom gelukkig de kritische presentatie van de Amerikaanse historicus Benjamin Schmidt. In zijn hoedanigheid van jurylid voor de Low Countries History Award had Schmidt drie jaargangen BMGN mogen doorploegen en er was hem wat opgevallen. Schmidt laveerde van complimenten voor de vorm en inhoud van de Low Countries Historical Review naar een kritische beschouwing van het gebrek aan bijdragen van ‘buitenlanders’ in het blad. Dit laatste was volgens Schmidt geen kwantitatief feitje, maar een veelzeggende reflectie van de ‘eilandmentaliteit’ in de Nederlandstalige historiografische gemeenschap. Als promovendus van Simon Schama ervaarde Schmidt zelf hoe het werk van buitenstaanders genadeloos verscheurd werd door de ‘sharks with sharp tooths circling the isle of Dutch historiography’.
Tot slot: een volle zaal
Merkwaardig genoeg liep de zaal pas na deze presentaties pas werkelijk vol. Het bezoekerstal piekte bij aanvang van de jaarvergadering van het KNHG, met wat dagvoorzitter Susan Legêne omschreef als de ‘rituele dans’ tussen leden en kascommissie. De aanpalende borrel was dan ook druk en gezellig op het oubollige af. Afgaande op de klinkende glazen en het galmende gelach smaakte het bijtende beetje arsenicum dat Benjamin Schmidt over de dag had gestrooid niet eens zo slecht. Zullen we die ‘eilandmentaliteit’ en die grenzen aan het ‘samenwerken voor geschiedenis’ dan nog maar eens bespreken bij de Historicidagen in augustus?
Erik de Lange
Deze blog maakt onderdeel uit van onze berichtgeving over het KNHG Jaarcongres voor Historici op 4 november 2016. Meer lezen? Er verschenen ook blogs over de sessie over beroepsethiek voor historici, de lezingen van Benjamin Schmidt en Ana Crespo Solana en de lancering van Jong KNHG. Lees ook de persberichten over de uitreiking van de eerste Low Countries History Award en de lancering van de Historicidagen 2017. #KNHG16